Les 5 Kritisch lezen N4

Nederlands
Nederlands
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands
Nederlands

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Terugblik: tekstverbanden & signaalwoorden
  • Kritisch denken & argumenteren
  • Verder werken in Studiereader

Slide 2 - Slide



Jan gaat binnenkort werken. Hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi. Er breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. Er gaat veel veranderen in zijn leven.


Tekst 2

Jan gaat binnenkort werken, want hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi, maar nu breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. Kortom, er gaat veel veranderen in zijn leven.
Tekst 1
Want: reden. Maar: tegenstelling. Kortom: samenvatting/conclusie

Slide 3 - Slide

Tekstverbanden & signaalwoorden
In de tweede tekst zorgen de vetgedrukte woorden ervoor dat er verband in de tekst komt. De zinnen staan met elkaar in verbinding. De woorden die daarvoor zorgen, heten signaalwoorden.

Slide 4 - Slide

Benoem het signaalwoord:
Ik ga vandaag eerst naar school. Daarna ga ik sporten.

Slide 5 - Mind map

Kortom, we winnen deze wedstrijd wel.
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Conclusie
D
Voorbeeld

Slide 6 - Quiz

Benoem het signaalwoord:
Jan heeft zijn vmbo-diploma gehaald, waardoor hij kan studeren.

Slide 7 - Mind map

Ik voetbal minstens twee keer per week, zodat ik er steeds beter in word.
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming

Slide 8 - Quiz

Tekstverbanden
signaalwoorden
oorzaak-gevolg
omdat, zodat, daardoor, daardoor
vergelijking
zoals, evenals, beter dan, net als
opsomming
ten eerste, ten tweede..., vervolgens, bovendien, ook, en
toelichting
bijvoorbeeld, zoals, ter illustratie
tegenstelling
maar, echter, toch, daarentegen
conclusie
kortom, dus
tijd
vroeger, voordat, nadat, later, daarna.

Slide 9 - Slide

Kritisch denken

Slide 10 - Slide

Waar gaat de tekst over?

Slide 12 - Open question

Dit artikel maakt duidelijk hoe moeilijk we soms onderscheid kunnen maken tussen wat waar is, en wat nepnieuws is. Daarom is het belangrijk om kritisch te denken.

Slide 13 - Slide

Kritisch denken
Kritisch denken is het proces om te komen tot 
een grondig oordeel.

Dat oordeel is onderbouwd met betrouwbare informatie.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Stel jezelf kritische vragen
Is dit waar?
Waarom is dat zo?
Is dat een feit of een mening?
Zijn de feiten te bewijzen?
Hoe komt iemand tot zijn conclusie?
Waarom is dit belangrijk?
Komt deze informatie van een betrouwbare bron?
Wat zeggen andere bronnen hierover?

Slide 16 - Slide

Wat is het verschil tussen
een feit en een mening?

Slide 17 - Mind map

Feiten en meningen
  • Een feit is controleerbaar. Je kunt dit bewijzen, maar je kunt een feit niet veranderen.

  • Een mening is van iemand, persoonlijk. Je kunt deze niet controleren of checken. Je kunt je mening onderbouwen met argumenten.

Slide 18 - Slide

Je mening onderbouwen
Standpunt: een mening die iemand heeft over een onderwerp.

Een standpunt onderbouw je met argumenten.

Slide 19 - Slide

Voorbeeld
Standpunt: Ik vind dat dierproeven verboden moeten worden.

Argument 1: Dierproeven zijn niet betrouwbaar
Argument 2: Het is zielig

Tegenargument: Dierproeven zijn noodzakelijk
Hoe zou je het tegenargument  'dierproeven zijn noodzakelijk' kunnen weerleggen?

Slide 20 - Slide

Tegenargument weerlegd
De laatste jaren zijn er steeds meer alternatieven voor dierproeven, zoals het testen met cel- en weefselkweken (ook van menselijk materiaal) en het gebruik van computerprogramma’s bij onderwijs en onderzoek. Zulke alternatieven blijken vaak een betere voorspellende waarde te hebben dan het werken met proefdieren.

Bron: Dierenbescherming



Slide 21 - Slide

Opdracht
- Vorm een groepje van 4 personen en kies een van de volgende stellingen:
1. Alcoholproducten moeten twee keer zo duur worden
2. Bibliotheken zijn overbodig
3. De overheid moet de prijs van fastfood verhogen
- Neem jullie standpunt in: voor of tegen de stelling.
- Onderbouw jullie standpunt met 2 argumenten.
- Bedenk ook een tegenargument.
- Weerleg dit tegenargument.
timer
15:00

Slide 22 - Slide

Wat zijn drogredenen?

Slide 23 - Mind map

Drogredenen

Als een schrijver gebruik maakt van ongeldige argumenten, dan noem je deze argumenten drogredenen.





Slide 24 - Slide

Soorten drogredenen
Cirkelredenering: het argument is een herhaling van het standpunt.

Een tablet is een nuttig apparaat, want je hebt er veel aan.

'je hebt er veel aan' is een herhaling van het standpunt 'een tablet is een nuttig apparaat'.

Slide 25 - Slide

Soorten drogredenen
Generalisatie: Het argument is gebaseerd op een of enkele ervaringen.

Kantoormedewerkers zijn niet bepaald de gezelligste mensen. Ik had een keer een vakantiebaantje bij een kantoor en de medewerkers waren daar heel saai.

De schrijver baseert het standpunt dat alle kantoormedewerkers saai zijn op één ervaring.

Slide 26 - Slide

Soorten drogredenen
Vorm een tweetal en zoek samen de betekenis op van de volgende drogredenen:
  • Autoriteitsargument
  • Aanval op de persoon
  • Beroep doen op de meerderheid

Geef ook 1 voorbeeld bij elke drogreden.

Slide 27 - Slide

Aan de slag
  • Ga verder werken in Studiereader
  • Maak de opdracht taak 1 Lezen af
  • Maak de opdracht taak 1 Schrijven af 
  • Maak de opdracht taak 2 Lezen af 
  • Maak de opdracht taak 2 Zakelijke brief af
  • Maak de opdracht Taak 3 Kritisch lezen

Slide 28 - Slide