Les 8 ZORG 2PW41

Gezondheid en omgeving ZORG les 8 2PW41
1 / 35
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Gezondheid en omgeving ZORG les 8 2PW41

Slide 1 - Slide

Programma van de les 
  • Lesdoelen
  • Activeren voorkennis; wat weten jullie nog?
  • 2.2; lichamelijke beperkingen
  • 2.2.2; zintuigelijke beperkingen
  • Diabetes; verwerkingsopdracht
  • Tijd over; zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Lesdoelen 
  • Aan het einde van de les kunnen jullie toelichten wat verschillende zintuigelijke beperkingen inhouden en hoe je in de communicatie daarmee rekening houdt
  • Aan het einde van de les weten jullie wat diabetes is en kunnen jullie het verschil benoemen tussen het hebben van een hypo en hyper

Slide 3 - Slide

Wat is een stoornis?

Slide 4 - Open question

Stoornis
=van een stoornis is sprake wanneer een orgaan of orgaanstelsel afwijkingen vertoont of beschadigd is of een lichaamsfunctie ontbreekt, en leeftijd niet de oorzaak daarvan is

Slide 5 - Slide

Indeling van stoornissen 
  • Stem-, spraak en taalstoornissen
  • Stoornissen van de inwendige organen 
  • Gehoor en evenwichtsstoornissen
  • Gezichtsstoornissen
  • Huid en gevoelsstoornissen
  • Verstandelijke stoornissen
  • Psychiatrische stoornissen 

Slide 6 - Slide

Bij iemand met een nierproblemen spreek je van een stoornis
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Wat is een beperking?

Slide 8 - Open question

Beperking
=moeilijkheid of onmogelijkheid om bepaalde gangbare menselijke activiteiten uit te voeren

Slide 9 - Slide

De oorzaak van een aangeboren beperking kan komen door zuurstoftekort direct na de bevalling
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Wat is een handicap?

Slide 11 - Open question

Handicap
=sprake van verlies van mogelijkheden om op gangbare wijze deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer 

  • Verschilt per persoon

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Lichamelijke beperkingen
=situatie waarbij iemand door een stoornis in de bewegingen of blijvende afwijking in een van de organen, minder mogelijkheden heeft in het functioneren

Slide 14 - Slide

Verschillende beperkingen
  • Motorische beperkingen
  • Zintuigelijke beperkingen
  • Chronische ziekte
  • Spraak- en taalstoornissen
  • Niet-aangeboren hersenletsel
  • Bewustzijnsstoornissen 

Slide 15 - Slide

Noem een zintuig

Slide 16 - Open question

Zintuigelijke beperkingen
=bij een zintuigelijke beperking werken één of meer zintuigen (horen, zien, ruiken, proeven en voelen) niet of minder goed

 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Doofheid
=er is sprake van doofheid wanneer de mogelijkheid om te horen GEHEEL afwezig is

  • Restgehoor kan aanwezig zijn --> CI 
  • Communicatie is belangrijk
  • Frustratie; anders dan anderen --> achterdocht 

Slide 19 - Slide

CI=cochleair implantaat 
=apparaat die geluiden om zet in elektrische signalen

  • Leren om signalen uit elkaar te halen
  • Juiste betekenis aan leren geven
  • Spraak kan verbeterd worden
  • Communicatie met niet-doven verbetert

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

1. Gebarentaal
=een visuele taal die zichtbaar gemaakt wordt door handen, mimiek en houding

  • Echte zelfstandige taal, geen ondersteuning van de gesproken taal met gebaren
  • Eigen grammatica, eigen uitdrukkingen

Slide 22 - Slide

2. Totale communicatie 
=communicatie waarbij iemand tegelijkertijd gebruikmaakt van meerdere uitingsvormen in de communicatie, om zo een boodschap over te brengen

  • Woorden, gebaren, voorwerpen laten zien en lichaamscontact 

Slide 23 - Slide

Slechthorendheid
=er is sprake van slechthorendheid als iemand beperkt kan horen en dit niet voldoende te corrigeren is door hulpmiddelen, zoals een gehoorapparaat 

  • Bepaalde toonhoogte/geluidssterkte 
  • Spraak beter dan doofheid
  • Onzeker gevoel/angstig 

Slide 24 - Slide

Aandachtspunten communicatie auditieve beperkingen
Vraag om aandacht door lichamelijk contact te maken
Zorg ervoor dat het kind of de jongere je kan zien en kijk de ander aan als je spreekt
Zoek rustige ruimten op
Praat duidelijk, niet te snel en ook niet overdreven. Luider praten helpt niet, omdat het de klanken vervormt 
Herhaal zo nodig hetzelfde in andere woorden. Zeg nooit; laat maar
Geef aan waarom je lacht; anders voelt kind of jongere zich uitgelachen 

Slide 25 - Slide

Blindheid
=er is sprake van blindheid als iemand minder dan 5% ziet of als het gezichtsveld is beperkt tot minder dan 10 graden (een normaal gezichtsveld is 140 graden)

  • Gezichtsveld; hoeveel je ziet
  • Gezichtsscherpte= bepaald hoe scherp je iets ziet

Slide 26 - Slide

Blindheid verdere informatie 
  • 1 op de 5 blinden ziet niks
  •  Kan aangeboren of niet-aangeboren zijn
  • Bij aangeboren; visuele beeldvorming ontbreekt
  • Zorg voor vaste plekken/veiligheid/juiste informatie 

Slide 27 - Slide

Slechtziendheid
=betekend dat iemand minder dan 30% ziet of een gezichtsveld heeft dat kleiner is dan 30 graden (een normaal gezichtsveld is 140 graden)

  • Verhelpen met een bril
  • Ver/dichtbij 

Slide 28 - Slide

Aandachtspunten bij visuele beperkingen
Noem eerst de naam van het kind of de jongere als je contact zoekt
Let op de intonatie van je stem; kind of jongere kan je echter niet zien
Help het kind of de jongere om te zien. Vertel hem dus over wat er zoal te zien is. Je kunt hem daarbij dingen in handen geven en laten betasten, zodat hij een nog completer beeld krijgt van de omgeving 

Slide 29 - Slide

Beperkingen door inwendige organen

=chronische ziekten van de nier, lever, darm, alvleesklier, hart, bloed of longen
Overeenkomsten: beperking in lichamelijk functioneren, mindere weerstand, negatief zelfbeeld, angst en onzekerheid, onzichtbaar en school voor speciaal onderwijs

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Verwerkingsopdracht
Opdracht: de klas wordt verdeeld in 4 groepen. Elk groepje krijgt 1 a4'tje. Zoek op wat diabetes is, wat er gebeurd en wat het verschil is tussen een hypo en hyper. 

  • Over 10 min gezamenlijk bespreken

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Zelfstandig werken
  • Opdrachten 1 t/m 5 afmaken; hoofdstuk 2 module 3
  • Voorbereiden op de toets 

Slide 34 - Slide

Les evaluatie
  • Onderwerpen evalueren
  • Vragen?

Slide 35 - Slide