2.3 Hoe wil je wonen?

Welkom klas 3
2.3 Wonen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom klas 3
2.3 Wonen

Slide 1 - Slide

lesdoelen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

EEN HUIS HUREN

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

EEN HUIS KOPEN

Slide 6 - Slide

Stappenplan huis kopen

Slide 7 - Slide

Makelaar
Beroep van iemand die helpt, adviseert en onderhandelt bij het kopen of verkopen van een huis. Je betaalt hier een vergoeding voor.

Slide 8 - Slide

Voorlopig 
koopcontract


Als koper en verkoper het eens zijn ondertekenen ze beiden een voorlopig koopcontract. Er staan vaak ontbindende voorwaarden in, dat zijn redenen om zonder kosten van de koop af te kunnen zien.

Slide 9 - Slide

Kosten koper
Bijkomende kosten als je een huis koopt:

  • overdrachtsbelasting (ongeveer 2% van de koopprijs)
  • makelaarskosten
  • kosten notaris
_________________________________________
= kosten koper(k.k.) 
= ongeveer 5% van de koopprijs

Slide 10 - Slide

Gemeentelijke belastingen











  • OZB (onroerendezaakbelasting) =% van de WOZ (wet onroerendezaakbelasting)
  • Afvalstoffenheffing
  • Hondenbelasting
  • Rioolrecht

Slide 11 - Slide

Wat heb je geleerd ?

Slide 12 - Slide

Wat is juist?
A
Bij een huurhuis is de huurbaas de eigenaar.
B
Bij een koophuis betaal je huur.
C
Een hypotheek wordt iedere maand hoger.
D
Bij een huurhuis heb je altijd recht op huurtoeslag.

Slide 13 - Quiz

Wie betaalt de onroerendezaakbelasting (OZB)?
A
de eigenaar van een huis
B
de huurder van een huis
C
de overheid
D
de makelaar

Slide 14 - Quiz

Noem 2 voordelen van het kopen van een huis.

Slide 15 - Open question

Noem 2 voordelen van het huren van een huis.

Slide 16 - Open question

lesdoelen
Je leert in deze les wat een woningmarkt is 
en hoe een woning huren of kopen gaat.


Slide 17 - Slide

Evaluatie en volgende les
- Hoe ging deze les?
-  2.4 Consumeren of consuminderen? 

Slide 18 - Slide