Grammatica - Onderwerp, persoonsvorm, zinsdelen

Nodig voor deze les: 
Je lesboek Nederlands, schrift en pen.

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nodig voor deze les: 
Je lesboek Nederlands, schrift en pen.

Slide 1 - Slide

Programma
1. Herhaling grammatica zinsdelen - persoonsvorm, zinsdelen, onderwerp.
2. Maken opdrachten uit studiewijzer.




Slide 2 - Slide

GRAMMATICA ZINSDELEN

Slide 3 - Slide

Welke zinsdelen zijn er allemaal?

Slide 4 - Mind map


Grammatica - zinsdelen

Slide 5 - Slide

Je kunt een zin in stukken knippen.
Groepjes woorden horen soms bij elkaar.
Zinsdelen

Slide 6 - Slide

Je kunt een zin in stukken knippen.
Groepjes woorden horen soms bij elkaar.
Zinsdelen

Slide 7 - Slide

We kijken samen naar een filmpje: https://youtu.be/vVyXrWhBgqQ

Elke zin heeft een betekenis.
Elk zinsdeel heeft een functie in het geven van die betekenis. 

Slide 8 - Slide

Lesdoelen
  • Ik kan de persoonsvorm van een zin vinden (stap 1)
  • Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen (stap 2)
  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden (stap 3)
  • Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden (stap 4)

Slide 9 - Slide

Elke zin gaat ergens over. Vaak over iets dat er gebeurt of gebeurd is.

Slide 10 - Slide

De tweekoppige slang probeert water te drinken.
Social humanoid Sophia kijkt 

Slide 11 - Slide

Het hongerige hondje probeert de pizza te stelen.
De geniale student kan de ingewikkelde som berekenen.
Andere gebeurtenissen 

Slide 12 - Slide

De kern van de zin
- Er  gebeurt iets of er 'is' iets  (gezegde (incl. persoonsvorm))
- Iemand/iets doet of is dat (onderwerp)

De tweekoppige slang probeert (water) te drinken.
Het hongerige hondje probeert (pizza) te stelen.
De geniale student kan (de ingewikkelde wiskundesom) berekenen.


Welk zinsdeel is het deel tussenhaakjes?
Deze persoon/het ding/het dier ondergaat iets...

Wie/wat + wg + onderwerp (o)? 

Slide 13 - Slide

Stappenplan zinsontleden
Zinsdeel
Hoe vind je het?
1
Persoonsvorm (PV)
Vraagproef; tijdproef; getalsproef
2
Zinsdelen (stukjes zin)
Zinsdeelproef
3
Onderwerp (O)
Wie/wat + pv?
(doet iets)
4
Werkwoordelijk gezegde (WG)
Alle werkwoorden
5
Lijdend voorwerp (LV)
Wie/wat+wg+o?
(ondergaat iets)

Slide 14 - Slide

Stappenplan
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen
lijdend voorwerp

Slide 15 - Drag question

Hoe vind je de persoonsvorm?
Hoe vind je het onderwerp?
Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?
Hoe bepaal je de zinsdelen?
Wie/wat + PV?
Alle werkwoorden in de zin
1.Vraagzin
2. Andere tijd
3. Getalsproef
Plaats (groepjes) woorden voor de PV. Is de zin correct?
(zinsdeelproef)

Slide 16 - Drag question

Stappenplan: 1 t/m 4 (van 8)
1. Zoek de persoonsvorm (pv)
2. Verdeel de zin in zinsdelen
3. Zoek het onderwerp (ond)
4: Zoek het werkwoordelijk gezegde (wwg)

Slide 17 - Slide

De juf / heeft / de klas / een online les / gegeven. 
De juf heeft de klas een online les gegeven. 
De juf heeft de klas een online les gegeven
De juf heeft een online les gegeven. 
De juf heeft de klas een online les gegeven. 
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen
lijdend voorwerp

Slide 18 - Drag question



Grammatica zinsdelen
1. Zoek de persoonsvorm
2. Verdeel de zin in zinsdelen
3. Zoek het onderwerp
4. zoek het werkwoordelijk gezegde



Aan de slag!

Bespreken opdracht 2

Maak zelf opdracht 3 + 4 (blz. 222 + 223)




timer
15:00

Slide 19 - Slide

Lesdoelen
  • Ik kan de persoonsvorm van een zin vinden
  • Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen
  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden
  • Ik kan het werkwoordelijk gezegde vinden

Slide 20 - Slide

  • Laat zien wat jij nu weet.
  • Doe mee met je eigen naam. 
  • Niet (goed) deelnemen --> aantekening in Magister.

Slide 21 - Slide

Huiswerk
Geen huiswerk!

Tenzij je opdracht 3 + 4 niet af hebt...dan moet dat morgen af zijn! (blz. 222 + 223)

Slide 22 - Slide

Functies van (groepjes) woorden

DE MAN AAIT DE HOND








Onderwerp: iets/iemand doet iets (De man)
Lijdend voorwerp: iets/iemand ondergaat/overkomt iets (de hond)

Slide 23 - Slide

Functies van (groepjes) woorden





DE KAPPER KNIPT HET HAAR. 
DE KLANT VAN DE KAPPER LEEST EEN KRANTJE.







Slide 24 - Slide

Het LV in de zin vinden
Je zoekt het lijdend voorwerp, nadat je het onderwerp en het WG gevonden hebt (volgens stappenplan)

De vraag luidt: " Wie/wat + WG + onderwerp?" 
antwoord op de vraag is het LV

Tot slot: het LV begint nooit met een voorzetsel, zoals achter, voor, tussen, over, onder en naast'


Slide 25 - Slide

Zelfstandig werken (15 min)
Maak opdracht 2, 3 (gaan over alle zinsdelen) op blz. 194

Klaar? > HW: opdracht 4 +5 (blz. 194) en 6 blz(195)


timer
15:00
Extra oefenen: Cambiumned - oefenen - grammatica - zinsdelen
1. Begintoets (www.cambiumned.nl)

Slide 26 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?:
Gebruik stappenplan!
Naar mijn weten laten leraren ons altijd veel te veel huiswerk maken.
A
mijn
B
weten
C
laten
D
maken

Slide 27 - Quiz

Hoeveel zinsdelen bevat de zin?
Gebruik stappenplan!
De juf voetbalde zondag tegen AMVJ dames 1
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 28 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Gebruik stappenplan!
Bij de bakker om de hoek kunnen de scholieren heerlijk belegde broodjes kopen.
A
De bakker om de hoek
B
de scholieren
C
heerlijk belegde broodjes
D
belegde broodjes

Slide 29 - Quiz

Opdracht 1 t/m 3 boek
Overleggen met Jadwiga!

Slide 30 - Slide