5H herhaling rekenen

1 / 29
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Basiskennis 

Slide 2 - Slide

Molverhouding
De coëfficiënten in een reactievergelijking geven aan in welke molverhouding de deeltjes reageren.

Bijv.: (1) N2 + 3 H2 --> 2 NH3
1 molecuul stikstof reageert met 3 moleculen waterstof, tot 2 moleculen ammoniak.
1 mol stikstof reageert met 3 mol waterstof, tot 2 mol ammoniak.
Molverhouding 1:3:2

Slide 3 - Slide

bij een chemische reactie is de totale massa van de beginstoffen gelijk aan de totale massa van de reactieproducten?
A: Nee, B: Ja, C: Soms wel, D: Soms niet
A
nee
B
ja
C
soms wel
D
soms niet

Slide 4 - Quiz

bij een chemische reactie is het aantal mol links van de reactie-pijl gelijk aan het aantal rechts van de reactie-pijl
A
ja, altijd
B
nee
C
ja, dat kan maar meestal niet
D
nooit

Slide 5 - Quiz

Molverhouding
De coëfficiënten in een reactievergelijking geven aan in welke molverhouding de deeltjes reageren.

Bijv.: (1) N2 + 3 H2 --> 2 NH3
1 molecuul stikstof reageert met 3 moleculen waterstof, tot 2 moleculen ammoniak.
1 mol stikstof reageert met 3 mol waterstof, tot 2 mol ammoniak.
Molverhouding 1:3:2

Slide 6 - Slide

Welke 7 elementen komen in de natuur voor als een diatomair molecuul?

Slide 7 - Open question

Claire      
Fietst
In
Haar 
Ondergoed
Naar
Brabant
Ezelsbruggetje

Slide 8 - Slide

De mol als kruispunt

Slide 9 - Slide

Reminder: mol vs gasvolume

Slide 10 - Slide

Tabel 7: constanten en grootheden
Tabel 98: molaire massa's van stoffen
Tabel 99: molaire massa van atomen
Handige tabellen bij rekenen

Slide 11 - Slide

bereken hoeveel m3 waterstof vrijkomt wanneer 10 liter vloeibaar water wordt geelektrolyseerd
A
1,24 m3
B
0,124 m3
C
12,4 m3
D
124 m3

Slide 12 - Quiz

De mol als kruispunt

Slide 13 - Slide

Bereken: 400,8 gram calcium komt overeen met:
A
10 mol calcium
B
1,0 mol calcium
C
10 mol kalium
D
1,0 mol kalium

Slide 14 - Quiz

Rekenen aan reacties
  1. Geef de reactievergelijking (kloppend!).
  2. Bereken het aantal mol van stof A.
  3. Bereken het aantal mol van stof B m.b.v. de molverhouding.
  4. Reken het aantal mol van stof B om naar het gevraagde (in het juiste aantal significante cijfers).

 

Slide 15 - Slide

Voorbeeld
300 gram methaan wordt volledig verbrand. Bereken hoeveel gram zuurstof hiervoor nodig is.

1. Geef de reactievergelijking (kloppend!)
CH4 + 2 O2 --> 2 H2O + CO2
2. Bereken het aantal mol van stof A (methaan).
300 g / M 16,043 g/mol = 18,7 mol CH4
3. Bereken het aantal mol van stof B (zuurstof) m.b.v. de molverhouding.
molverhouding 1:2, dus 2x zoveel zuurstof nodig. 18,7*2=37,4 mol O2
4. Reken het aantal mol van stof B (zuurstof) om naar het gevraagde (massa in gram).
37,4 mol O2 * (16,00*2) g/mol = 1,20*103 g O2 (3 sig. cijfers)

Slide 16 - Slide

Even oefenen
Hoeveel gram ijzer is nodig om 50 gram FeCl3 te produceren bij de reactie met chloor (T=273 K, p=p0)?

1. Geef de reactievergelijking (kloppend!)
2. Bereken het aantal mol van stof A.
3. Bereken het aantal mol van stof B m.b.v. de molverhouding.
4. Reken het aantal mol van stof B om naar het gevraagde.


Slide 17 - Slide

Hoeveel gram ijzer is nodig om 50 gram FeCl3 te produceren bij de reactie met chloor (T=273 K, p=p0)? Geef je antwoord in 1 cijfer achter de komma

Slide 18 - Open question

Re
Reken
Rekenen aan
het evenwicht

Slide 19 - Slide

In een vat brengt men 45 mol H2 en 15 mol N2. Er stelt zich het volgende evenwicht in: 3 H2 + N2 ⇆ 2 NH3
Bij evenwicht is er 5 mol NH3. Hoeveel mol H2 en N2 zijn er nog over bij evenwicht?

Slide 20 - Open question

uitwerking
stap 1  RV      3 H2 + N2  <=>  2 NH3
stap 2 en 3 BOE-tabel maken en gegevens uit de opgave invullen









Bedenk: aan het begin heb je alleen beginstoffen. De reactie is nog niet gestart, dus er is nog geen NH3
H2
N2
NH3
verhouding
3
1
2
Begin
45
15
0
Omzetting
Evenwicht
5

Slide 21 - Slide

uitwerking
stap 4 Bereken de omzetting. Begin met de stof waarvan Begin en Evenwicht gegeven is, gebruik de molverhouding uit de reactievergelijking om de omzetting van de andere stoffen te berekenen

3 H2 + 1 N2 <=> 2 NH3
3       :     1      :       2
7,5    :    2,5  :       5 
H2
N2
NH3
Begin
45
15
0
Omzetting
   7,5
  2,5
+ 5
Evenwicht
5

Slide 22 - Slide

uitwerking
stap 5  Bereken de gevraagde hoeveelheden (begin - omzetting = eind)
H2
N2
NH3
Begin
45
15
0
Omzetting
- 7,5
- 2,5
+ 5
Evenwicht
37,5
12,5
5

Slide 23 - Slide

0

Slide 24 - Video

In een vat van 5,0 L brengt men 0,60 mol stikstof en 1,60 mol waterstof. Bij evenwicht
blijkt er 0,70 mol ammoniak te zijn gevormd. Bereken de concentraties (in mol/L) van
alle stoffen bij evenwicht.

Slide 25 - Open question

uitwerking
stap 1  RV                                                                                3 H2     +    N2     <=> 2 NH3
stap 2 BOEM-tabel
stap 3 gegevens invullen
TIP: kijk goed naar de 
eenheden en gebruik
de juiste rij!
H2
N2
NH3
Begin
1,60
0,60
0
Omzetting
Evenwicht
0,70
Molariteit

Slide 26 - Slide

uitwerking
stap 4 bereken omzetting.                                          3 H2       +   1  N2    <=> 2 NH3
begin met de stof
waarvan je de hoeveel-
heid weet bij begin en
evenwicht. Gebruik de
molverhouding om de
omzetting van de andere
stoffen te berekenen.
H2
N2
NH3
Begin
1,60
0,60
0
Omzetting
-1,15
-0,35
+0,70
Evenwicht
0,70
Molariteit

Slide 27 - Slide

uitwerking
stap 5 Antwoord geven
Bereken de hoeveel-
heden bij evenwicht.
Dit is je antwoord in mol.
Er wordt gevraagd om
concentratie (in mol/L =
Molariteit), dus je moet 
nog delen door het 
volume (5,0 L).
H2
N2
NH3
Begin
1,60
0,60
0
Omzetting
-1,05
-0,35
+0,70
Evenwicht
0,55
0,25
0,70
Molariteit
0,11
0,05
0,14

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide