Neurologie CM 3

Neurologie CM 3
Neurochirurgische verpleging en aandoeningen ter hoogte van de wervelkolom
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NeurologieHoger onderwijs

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Neurologie CM 3
Neurochirurgische verpleging en aandoeningen ter hoogte van de wervelkolom

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Op de vorige slide zie je een observatieschaal.Deze schaal wordt gebruikt om het bewustzijn te controleren en te beroordelen. Over welke schaal gaat het?

Slide 3 - Open question

overzicht van de verpleegkundige observaties

Slide 4 - Slide

1.bewustzijn: aan de hand van glasgow coma schaal
2.ogen: pupillen ( grootte, gelijkheid, lichtreactie), zicht (dubbel zien, minder zien) en cornea en wimperreflexen
3.braken: al dan niet explosief, al dan niet maaltijdgebonden


Slide 5 - Slide

4. extremiteiten: stand van lidmaat, parese of plegie, gevoeligheid
5. aangezicht: mimiek ( lachen, voorhoofd fronsen)
6. vitale parameters: RR, pols, AH , temperatuur
7. pijn: hoofdpijn ( waar, ernst, duur)

Slide 6 - Slide

Hoe vaak observeer je iemand die na een hersentrauma buiten bewustzijn is geweest?
A
om de 15 minuten
B
om de 30 minuten
C
om de 45 minuten
D
om het uur

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

wat is hemi-anopsie?
A
niet meer zien
B
wazig zien
C
dubbel zien
D
slechts langs 1 kant zien

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

inleiding
- om de intracraniële druk te kunnen volgen is de aanwezigheid van een ventrikeldrain nodig.
- elke intracraniële massa ( bloeding, tumor, hersenoedeem) zorgt voor een snelle stijging van de intracraniële druk

Slide 21 - Slide

indicatie voor intracraniële monitoring
- na grote intracraniële operaties
- na ernstig neurotrauma
- bij bloedingen
-coma

Slide 22 - Slide

ventrikeldrukmeting
- om intracraniële druk te meten= druk in de hersenen
- voordeel: er kan ook vocht afgenomen worden

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

soorten rugpijn

Slide 27 - Slide

lumbalgie en lumbago
lumbago= plotse, acute rugpijn die vaak gepaard gaat met verkramping van de spieren
lumbalgie= pijn en stijfheid van de onderrug

Slide 28 - Slide

ischias
ontsteking van de nervus ischiadicus, dit door een directe druk op de zenuw
nervus ischiadicus loopt van de lage rug, over de heup naar knie en voet

Slide 29 - Slide

discus hernia
= uitstulping van de tussenwervelschijf
hernia zelf is niet pijnlijk, wel indien de uitstulping op de zenuwen begint te drukken
klachten: uitstraling in de benen, gevoelsstoornissen, krachtsverlies

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

artrose
= slijtage van het gewrichtskraakbeen
klachten: pijn en tintelingen in de benen

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

houdingsafwijkingen
hyperlordose= te holle lage rug 
scoliose= C- of S- vormige kromming 

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Welke houdingsafwijking zag je op de vorige slide?

Slide 36 - Open question

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide