4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen

4.3 ongelijkheid in arme en rijke landen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

4.3 ongelijkheid in arme en rijke landen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

rijkdom meten?

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Welvaart

bbp/inw
welzijn
beroepsbevolking

Welzijn

  • levensverwachting
  • alfabetiseringsgraad
  • koopkracht

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

Nadeel BBP/inwoner
Sociale ongelijkheid
Welke antwoorden passen het beste bij bron 9?
A
De rijkdom in de VS is oneerlijk verdeeld
B
Van iedere 100 dollar in de VS krijgt 90% van de bevolking 17 dollar
C
43% van de bevolking in de VS is (super-)rijk
D
bbp/hoofd geeft een goed beeld van de verdeling van welvaart in de VS

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Regionale ongelijkheid in Mexico
Waar staan de letters A, B en C voor?
  • A = Centrum 
  • B = Semi-periferie
  • C = Periferie

  • Deze verdeling in arm en rijk kun je ook vaak terug vinden binnen landen.
  • Dit heet: regionale ongelijkheid
Wat is het gevolg?
Mensen trekken in arme landen van arme gebieden naar de rijkere gebieden in het land. Dus van C naar A of B en van B naar A.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Regionale ongelijkheid in Mexico
Waar staan de letters A, B en C voor?
  • A = Centrum 
  • B = Semi-periferie
  • C = Periferie

  • Deze verdeling in arm en rijk kun je ook vaak terug vinden binnen landen.
  • Dit heet: regionale ongelijkheid
Wat is het gevolg?
Mensen trekken in arme landen van arme gebieden naar de rijkere gebieden in het land. Dus van C naar A of B en van B naar A.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Formele en informele economie
Verschil?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Kenmerken formele sector:
  • telt mee voor het BBP (/inw)
  • belasting betalen
  • vast inkomen
  • wel uitkering bij ziekte

Kenmerken informele sector:
  • niets officieel genoteerd
  • geen belasting betalen
  • wisselende inkomsten
  • geen uitkering bij ziekte

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag


Lezen par 4.3
Maken bij par 4.3 opgave 1 t/m 3 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag

Lezen par 4.2 Maken bij par 4.2 opgave 1 t/m 5 
Lezen par 4.3 Maken bij par 4.3 opgave 1 t/m 3 en 5 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Welk kenmerk hoort bij de formele sector?
A
Wisselende inkomsten
B
Geen belasting betalen
C
Telt meer voor het BBP
D
Geen uitkering bij ziekte

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welk kenmerk hoort bij de informele sector?
A
Telt mee voor het BBP
B
Geen uitkering bij ziekte
C
Vast inkomen
D
Belasting betalen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions