2.4 Bij welke groep hoor je?

2.4 Bij welke groep hoor je?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2.4 Bij welke groep hoor je?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen H2: jongeren
Paragraaf 1: Je kan herkennen en uitleggen op welke manier mensen worden zoals ze zijn.

Paragraaf 2: Je kan herkennen en uitleggen op welke manier mensen een leven lang leren

Paragraaf 3: Je kan uitleggen hoe verschillende dingen meespelen wanneer we iets 'normaal' vinden.

Paragraaf 4: Je kan herkennen en uitleggen waarom mensen vaak bij een groep horen, en op welke manieren jongerenculturen ontstonden. Je kan ook uitleggen waarom jongerencultuur veranderd

Slide 2 - Slide

Hoe leer je voor maatschappijleer:
1. Aan de hand van de leerdoelen per paragraaf
2. Begrippen leren: letterlijke betekenis en in eigen woorden.
3. Samenhang in de tekst kennen/weten
4. Samenvatting maken
5. Paragraaf kunnen uitleggen

Slide 3 - Slide

Hoofdzaken en bijzaken
Hoofdzaken
De belangrijkste informatie. Je kunt hoofdzaken vinden in kernzinnen. Hoofdzaken zet je in je samenvatting. 
Bijzaken
Dit zijn bijvoorbeeld voorbeelden bij de kernzin. Kan ook gaan om uitleg. Dit zet je niet in je samenvatting. 

Slide 4 - Slide

Begrippen deze les:
1. Identificatie 
2. Groepsidentificatie
3. Jongeren cultuur
4. Welvaart
5. Individu/individualisering
6. Sociale cohesie
7. Wij-gevoel

Slide 5 - Slide

Lees paragraaf 2.4: Bij welke groep hoor je? 
Blz: 28 & 29
1. Leerdoel paragraaf: Je kan herkennen en uitleggen waarom mensen vaak bij een groep horen, en op welke manieren jongerenculturen ontstonden.
2.  Maak een samenvatting van paragraaf 2.4
(Let op hoofdzaken en bijzaken)
3. Check de begrippen. Alleen de letterlijke betekenis is niet genoeg

Slide 6 - Slide

Groepsgevoel:
Identificatie: 
je herkent bepaalde kenmerken van jezelf in een ander.

Groepsidentificatie:
je voelt je verbonden met een groep mensen omdat je dezelfde kenmerken of gewoonte hebt hebt.

Slide 7 - Slide

Plaats:
De plaats waar je woont of vandaan komt kan zorgen voor een groepsgevoel.

Denk aan die keer dat je Nederlanders tegenkomt in het (verre) buitenland.
Voel je je meteen verbonden?


Slide 8 - Slide

Geloof:
Je voelt je verbonden aan de mensen die hetzelfde geloven en naar dezelfde kerk, moskee, tempel of synagoge gaan.

Slide 9 - Slide

Belangen of problemen:
Als je hetzelfde wilt of het zelfde probleem hebt, dan schept dit een band.

Kun je een ander voorbeeld noemen?

Slide 10 - Slide

Smaak of interesse:
Wanneer je samen dezelfde interesse of hobby hebt schept dit een band.

Slide 11 - Slide

Ik of wij!?
We worden steeds meer een individu en steeds minder deel van een groep. Dit proces noemen we individualisering. 

Als mensen het gevoel hebben bij elkaar te horen dan noem je dat sociale cohesie, er is dan een sterk wij-gevoel. In een individuele samenleving zijn mensen vrijer, maar is de eenzaamheid ook steeds groter.

Slide 12 - Slide

Leg uit wat sociale controle en sociale cohesie met elkaar te maken hebben:

Slide 13 - Open question

Vanaf welke leeftijd begint socialisatie?
A
Vanaf 18 jaar, want dan ben je meerderjarig.
B
Vanaf vier jaar, want dan ga je naar school.
C
Vanaf de geboorte.
D
Vanaf het moment dat een kind kan praten en anderen verstaat.

Slide 14 - Quiz

Bij sociale controle:
A
letten mensen op hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
leer je aangeboren eigenschappen af.

Slide 15 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een gendernorm?


A
Een stoere jongen die huilt.
B
Een man die een jurk draagt.
C
Een meisje dat met poppen speelt.
D
Een vrouw die een vrachtauto bestuurt.

Slide 16 - Quiz

Waarden:


A
zijn voor iedereen in de samenleving hetzelfde
B
kunnen tussen mensen verschillen
C
staan in de wet
D
zijn onafhankelijk van groepsnormen

Slide 17 - Quiz

Als het Nederlands elftal wint, juichen miljoenen mensen. Zij voelen zich hierdoor met elkaar verbonden.
Dit is een voorbeeld van:


A
een generatieconflict
B
sterke sociale cohesie
C
polarisatie
D
roldoorbrekend gedrag

Slide 18 - Quiz