D2 Oefenexamens TOA

Oefenexamen N4 Domein 2
1 / 43
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefenexamen N4 Domein 2

Slide 1 - Slide

Vraag 1
maximaal 3 punten
Nuria boekt een hotel in Portugal.

Nuria vraagt zich af hoe groot de comfortkamer is. 

Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van de comfortkamer ongeveer?

Leg je antwoord uit. Dit mag met een berekening of met woorden.

Slide 2 - Slide

Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van de comfortkamer ongeveer?

Slide 3 - Open question

Uitleg
Stap 1
bedenk welke informatie je kunt gebruiken om de grootte van de kamer te schatten

Stap 2

Stap 3

Slide 4 - Slide

Uitleg
Stap 1
bedenk welke informatie je kunt gebruiken om de grootte van de kamer te schatten
referentiemaat bed = 2 m lang

Stap 2
schat hoeveel keer het bed in de lengte en in de breedte in de kamer past en wat de lengte en breedte van de kamer is
lengte = 7 tot 8 meter
breedte = 4 meter

Stap 3
bereken de oppervlakte - wat is de formule voor oppervlakte?

Slide 5 - Slide

Uitleg
Stap 1
bedenk welke informatie je kunt gebruiken om de grootte van de kamer te schatten
referentiemaat bed = 2 m lang

Stap 2
schat hoeveel keer het bed in de lengte en in de breedte in de kamer past en wat de lengte en breedte van de kamer is
lengte = 7 tot 8 meter
breedte = 4 meter

Stap 3
bereken de oppervlakte - wat is de formule voor oppervlakte?
lengte x breedte dus 7 x 4 = 28 of 8 x 4 = 32
dus tussen 28 en 32 m2

Slide 6 - Slide

Vraag 2
maximaal 2 punten
Nuria boekt een hotel in Portugal.

Nuria wil de kamer met hetzelfde uitzicht als op de foto van de website.

Welke kamer moet Nuria boeken?

Slide 7 - Slide


Nuria wil de kamer met hetzelfde uitzicht als op de foto van de website.

Welke kamer moet Nuria boeken?
A
004
B
007
C
008
D
010

Slide 8 - Quiz

Vraag 3
maximaal 4 punten
Mike gaat een parachutesprong maken. 

Hij berekent de gemiddelde snelheid van de vrije val tijdens een parachutesprong.

1 m = 3,28 ft (feet)

Hoeveel km per uur is de gemiddelde snelheid van de vrije val. Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 9 - Slide

1 m = 3,28 ft (feet)

Hoeveel km per uur is de gemiddelde snelheid van de vrije val. Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 10 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken hoeveel meter de vrije val is
1 m = 3,28 feet
4000 feet = 4000 : 3,28 = 1219,51 m

Stap 2
bereken het aantal meter per seconde


Stap 3

Slide 11 - Slide

Uitleg
Stap 1
bereken hoeveel meter de vrije val is
1 m = 3,28 feet
4000 feet = 4000 : 3,28 = 1219,51 m

Stap 2
bereken het aantal meter per seconde
1219,51 : 30 = 40,65 m/s

Stap 3
bereken het aantal km/u ( van m/s naar km/u is x 3,6)
40,65 x 3,6 = 146,341 km/u

Stap 4
rond af op een geheel getal: 146 km/u

Slide 12 - Slide

Van m/s naar km/u
bijvoorbeeld:
30 m/s
naar m/min x 60
  • 30 x 60 = 1800 m/min
naar km/min : 1000
  • 1,8 km/min
naar km/u x 60
  • 1,8 x 60 = 108 km/u
OF x 3,6
  • 30 x 3,6 = 108 km/u

Slide 13 - Slide

Vraag 4
maximaal 3 punten
Tom speelt het computerspel Friendly Farm.

Tom heeft in het spel een kippenwei aangelegd. Hij krijgt bonuspunten als er in de wei minimaal 5 m2 ruimte per kip is. 

Hoeveel kippen kunnen er maximaal in de kippenwei als Tom bonuspunten wil halen?

Slide 14 - Slide


Leg je antwoord uit. Gebruik hierbij een berekening.

Slide 15 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken de oppervlakte van de kippenwei
8 x 6 = 48 m2

Stap 2
bereken hoeveel kippen er maximaal in de wei mogen
per kip 5 m
dus 48: 5 = 9,6 kippen

Stap 3
situationeel afgerond, in dit geval naar beneden
9 kippen

Slide 16 - Slide

Vraag 5
maximaal 4 punten
Bianca bestelt dit zwembad voor in haar tuin. Ze wil weten hoeveel liter water er in het zwembad gaat als ze het vult tot een hoogte van 76 cm. Ze kan de oppervlakte van de bodem berekenen met deze formule:

oppervlakte bodem = straal x straal x 3,14

Hoeveel liter water gaat er in het zwembad als het gevuld wordt tot een hoogte van 76 cm? Rond je antwoord af op 1 decimaal.

Slide 17 - Slide

oppervlakte bodem = straal x straal x 3,14

Hoeveel liter water gaat er in het zwembad als het gevuld wordt tot een hoogte van 76 cm? Rond je antwoord af op 1 decimaal.

Slide 18 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken de oppervlakte van de bodem
straal = helft van diameter
152,5 x 152,5 x 3,14 = 73024,625

Stap 2
bereken de inhoud tot 76 cm
73024,625 x 76 = 5549871,5 cm3

Stap 3 en 4
volgende dia


Slide 19 - Slide

Uitleg
Stap 1
oppervlakte bodem 152,5 x 152,5 x 3,14 = 73024,625

Stap 2
inhoud tot 76 cm 73024,625 x 76 = 73024,625 cm3

Stap 3
reken om naar liter
van cm3 naar dmis delen door 1000
5549871,5 : 1000 = 5549,8715 dm3

Stap 4
rond af op 1 decimaal
5549,9 liter




Slide 20 - Slide

Uitleg
Stap 1
bereken de oppervlakte van de bodem
straal = helft van diameter
102,5 x 102,5 x 3,14 = 32989,625

Stap 2
bereken de inhoud tot 76 cm
32989,625 x 76 = 2507211,5 cm3

Stap 3
reken om naar liter
van cm3 naar dm3is delen door 1000
2507211,5 : 1000 = 2507,2115


Slide 21 - Slide

Vraag 6
maximaal 3 punten
Bianca bestelt dit zwembad voor in haar tuin. Het zwembad is in nog drie andere maten beschikbaar: 305 x 51 cm, 305 x 95 cm en 376 x 76 cm. Ik welke van deze drie zwembaden gaat 25% meer?

Leg je antwoord uit. Dat mag met een berekening of met woorden. Leg daarbij ook uit waarom de andere maten niet het juiste antwoord zijn.

Slide 22 - Slide

Het zwembad is in nog drie andere maten beschikbaar: 305 x 51 cm, 305 x 95 cm en 376 x 76 cm. Ik welke van deze drie zwembaden gaat 25% meer?

Leg je antwoord uit. Dat mag met een berekening of met woorden. Leg daarbij ook uit waarom de andere maten niet het juiste antwoord zijn.

Slide 23 - Open question

Uitleg
Stap 1
leg uit waarom het zwembad van 305 x 51 cm niet 25% meer inhoud heeft dan het bad van 305 x 76 cm
het heeft dezelfde diameter, maar een lagere hoogte, dus minder inhoud

Stap 2
leg uit waarom het zwembad van 305 x 95 cm wel 25% meer inhoud heeft dan het bad van 305 x 76 cm
het heeft dezelfde diameter en de hoogte is ongeveer 25% hoger, dus 25% meer inhoud

Stap 3
volgende dia


Slide 24 - Slide

Uitleg
Stap 1
zwembad van 305 x 51 cm niet : het heeft dezelfde diameter, maar een lagere hoogte, dus minder inhoud

Stap 2
leg uit waarom het zwembad van 305 x 95 cm wel: het heeft dezelfde diameter en de hoogte is ongeveer 25% hoger, dus 25% meer inhoud

Stap 3
leg uit waarom het zwembad van 376 x 76 cm niet 25% meer inhoud heeft dan het bad van 305 x 76 cm
een diameter die ongeveer 25% groter is, geeft meer dan 25% extra inhoud


Slide 25 - Slide

Alternatieve uitleg
Stap 1
bereken de inhoud van alle drie de zwembaden en reken dan uit welke het dichtst bij 25% van de inhoud van het oorspronkelijke bad zit

Stap 2
trek een conclusie en vermeld deze duidelijk


Slide 26 - Slide

Vraag 7

Mick gaat zijn studio opknappen. In welke maateenheid zijn de afmetingen in de plattegrond gegeven?
A
mm
B
cm
C
dm
D
m

Slide 27 - Quiz

Vraag 8
maximaal 3 punten
Mick gaat zijn studio opknappen. Hij legt een nieuwe laminaatvloer in de woon-slaapkamer. Het keukenblok is 1,5 m2. Daar legt hij géén laminaat. 

Op hoeveel vierkante meter grondoppervlakte legt Mick laminaat? Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 28 - Slide

Het keukenblok is 1,5 m2. Daar legt hij géén laminaat.

Op hoeveel vierkante meter grondoppervlakte legt Mick laminaat? Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 29 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken de oppervlakte van deel BCEFGH in m2
3,85 x 6,2 = 23,87
Stap 2
bereken de oppervlakte van ABDE in m2
3,7 x 3,15 = 11,655
Stap 3
trek de oppervlakte van het keukenblok eraf en bereken de totale oppervlakte
23,87 + 11,655 - 1,5 = 34,025
Stap 4 
rond af op een geheel getal
34

Slide 30 - Slide

Vraag 9
maximaal 3 punten
Mick gaat zijn studio opknappen. Hij verft de muur met de 2 ramen en de muur waar zijn bed tegenaan staat. De muren zijn 2,4 m hoog. De ramen hebben ieder een oppervlakte van 3 m2. Met één blik verf kan Mick ongeveer 8 m2 verven. 

Hoeveel blikken verf moet Mick minimaal kopen?

Slide 31 - Slide

Hij verft de muur met de 2 ramen en de muur waar zijn bed tegenaan staat. De muren zijn 2,4 m hoog. De ramen hebben ieder een oppervlakte van 3 m2. Met één blik verf kan Mick ongeveer 8 m2 verven.

Hoeveel blikken verf moet Mick minimaal kopen?

Slide 32 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken de oppervlakte van de muur met de ramen
7 x 2,4 = 16,8 - 6 = 10,8
Stap 2
bereken de oppervlakte van de muur waar het bed staat
3,7 x 2,4 = 8,88
Stap 3
bereken de totale oppervlakte
10,8 + 8,88 = 19,68
Stap 4 
bereken het aantal blikken verf en rond af - let op je moet hier situationeel of handig afronden
19,68 : 8 = 2,46 dus 3 blikken verf

Slide 33 - Slide

Vraag 10

Mick gaat zijn studio opknappen. Hij wil vanuit de keuken niet op zijn bed kijken en zet daarom een grote plantenbak neer. Op welke plek moet hij de plantenbak neerzetten?
A
B
B
D
C
E
D
F

Slide 34 - Quiz

Quinte fiets van huis (A) naar school (B). Ze bekijkt de route op haar tablet.

Vanuit school gaat ze naar de sportschool. Ze fietst naar de rotonde op de Europalaan, op de rotonde neemt ze de afslag richting Hoograven. Ze fietst over het water en gaat de eerste weg links. Na ongeveer 1 km komt ze aan bij de sportschool.
In welke wijk bevindt de sportschool zich?
A
in de Dichterswijk
B
in de Rivierenwijk
C
in Oud Hoograven
D
in Zuidwest

Slide 35 - Quiz

Vraag 11
maximaal 3 punten
Quinte fiets van huis (A) naar school (B). Ze bekijkt de route op haar tablet.

De volgende dag fietst Quinte vanuit school naar een vriendin. Haar vriendin woont bij de kruising van de Vleutenseweg en het Westplein. Daarna fietst ze terug naar huis over dezelfde route als normaal.

Hoeveel kilometer fietst Quinte meer dan wanneer ze rechtstreeks vanuit school naar huis fietst?

Slide 36 - Slide

Haar vriendin woont bij de kruising van de Vleutenseweg en het Westplein. Daarna fietst ze terug naar huis over dezelfde route als normaal.

Hoeveel kilometer fietst Quinte meer dan wanneer ze rechtstreeks vanuit school naar huis fietst?

Slide 37 - Open question

Uitleg
Stap 1
bekijk hoeveel lijnstukken de route langer is

Stap 2
bereken 

Stap 3

Slide 38 - Slide

Uitleg
Stap 1
bekijk hoeveel lijnstukken de route langer is

Stap 2
vermenigvuldig het aantal lijnstukken met 2, want ze gaat heen en terug
3 x 2 = 6

Stap 3
vermenigvuldig het aantal lijnstukken met het aantal meter volgens de schaallijn en reken om naar km
6 x 500 = 3000 : 1000 = 3

Slide 39 - Slide

Vraag 12
maximaal 3 punten
Quinte fiets van huis (A) naar school (B). Ze bekijkt de route op haar tablet.

Hoe is Quinte van huis naar school gefietst? Beschrijf de route nauwkeurig. Maak daarbij gebruik van richtingaanduidingen. Maak ook gebruik van windrichtingen, herkenningspunten en/of afstanden.

Slide 40 - Slide

Beschrijf de route nauwkeurig. Maak daarbij gebruik van richtingaanduidingen. Maak ook gebruik van windrichtingen, herkenningspunten en/of afstanden.

Slide 41 - Open question

Uitleg
Stap 1
de student beschrijft de route duidelijk (goed te volgen) aan de hand van richtingaanduidingen (dus gebruik dingen als links, rechts, rechtdoor, 1e afslag op de rotonde, 3e straat links)

Stap 2
de student gebruikt in de routebeschrijving relevante begrippen als windrichting (noord, zuid, enz) en/of herkenningspunten (rotonde, water, over onder snelweg door) en/of specifieke afstanden (na 1 km...)

Stap 3
de student geeft een correcte routebeschrijving (met de routebeschrijving kom je ook aan op de gevraagde bestemming

Slide 42 - Slide

Voorbeeld routebeschrijving
vertrek in zuidwestelijke richting
rijd ongeveer een kilometer tot de rotonde
ga bij de rotonde linksaf onder de A2 door en rijd over het water
neem na het water de eerste weg rechts
rijd deze weg helemaal uit langs Halve Maan, Zuidwest
buig op het eind een beetje rechtsaf naar de school

Slide 43 - Slide