D2 Oefenexamens TOA

Oefenexamen N4 

Domein 2
1 / 60
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 4

This lesson contains 60 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefenexamen N4 

Domein 2

Slide 1 - Slide

Vraag 1
maximaal 3 punten
Nuria boekt een hotel in Portugal.

Nuria vraagt zich af hoe groot de comfortkamer is. 

Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van de comfortkamer ongeveer?

Leg je antwoord uit. Dit mag met een berekening of met woorden.

Slide 2 - Slide

Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van de comfortkamer ongeveer?

Slide 3 - Open question

Uitleg
Stap 1
bedenk welke informatie je kunt gebruiken om de grootte van de kamer te schatten

Stap 2

Stap 3

Slide 4 - Slide

Uitleg
Stap 1
bedenk welke informatie je kunt gebruiken om de grootte van de kamer te schatten
referentiemaat bed = 2 m lang

Stap 2
schat hoeveel keer het bed in de lengte en in de breedte in de kamer past en wat de lengte en breedte van de kamer is
lengte = 7 tot 8 meter
breedte = 4 meter

Stap 3
bereken de oppervlakte - wat is de formule voor oppervlakte?

Slide 5 - Slide

Uitleg
Stap 1
bedenk welke informatie je kunt gebruiken om de grootte van de kamer te schatten
referentiemaat bed = 2 m lang

Stap 2
schat hoeveel keer het bed in de lengte en in de breedte in de kamer past en wat de lengte en breedte van de kamer is
lengte = 7 tot 8 meter
breedte = 4 meter

Stap 3
bereken de oppervlakte - wat is de formule voor oppervlakte?
lengte x breedte dus 7 x 4 = 28 of 8 x 4 = 32
dus tussen 28 en 32 m2

Slide 6 - Slide

Vraag 2
maximaal 2 punten
Nuria boekt een hotel in Portugal.

Nuria wil de kamer met hetzelfde uitzicht als op de foto van de website.

Welke kamer moet Nuria boeken?

Slide 7 - Slide


Nuria wil de kamer met hetzelfde uitzicht als op de foto van de website.

Welke kamer moet Nuria boeken?
A
004
B
007
C
008
D
010

Slide 8 - Quiz

Vraag 3
maximaal 3 punten
Tom speelt het computerspel Friendly Farm.

Tom heeft in het spel een kippenwei aangelegd. Hij krijgt bonuspunten als er in de wei minimaal 5 m2 ruimte per kip is. 

Hoeveel kippen kunnen er maximaal in de kippenwei als Tom bonuspunten wil halen?

Slide 9 - Slide


Leg je antwoord uit. Gebruik hierbij een berekening.

Slide 10 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken de oppervlakte van de kippenwei
8 x 6 = 48 m2

Stap 2
bereken hoeveel kippen er maximaal in de wei mogen
per kip 5 m
dus 48: 5 = 9,6 kippen

Stap 3
situationeel afgerond, in dit geval naar beneden
9 kippen

Slide 11 - Slide

Vraag 4
maximaal 3 punten
Otto organiseert een festival.

Hij wil de grond huren en betaalt daar 1000 euro per hectare voor.

Het terrein dat hij wil huren is 150 meter bij 80 meter.

Hoeveel moet hij betalen?

Slide 12 - Slide

Hij wil de grond huren en betaalt daar 1000 euro per hectare voor.
Het terrein dat hij wil huren is 150 meter bij 80 meter. Hoeveel moet hij betalen?

Slide 13 - Open question

Uitleg
Stap 1
omtrek van het terrein:
150 + 150 + 80+ 80 = 460 meter 

Stap 2
aantal hekken:
460 : 4 = 115

Slide 14 - Slide

Uitleg
Stap 1

totale oppervlakte in m2:
150 x 80 = 12000 m2

Stap 2
totale oppervlakte in ha: 12000 : 10000 = 1,2

Stap 3
huurprijs 
1,2 x 1000 = 1200 euro

Slide 15 - Slide

Vraag 5
maximaal 3 punten
Otto organiseert een festival.

Hij heeft een terrein afgehuurd van 150 meter bij 80 meter. Hij plaatst daar hekken omheen. Een hek is 4 meter breed.

Hoeveel hekken moet hij plaatsen?

Slide 16 - Slide

Hij heeft een terrein afgehuurd van 150 meter bij 80 meter. Hij plaatst daar hekken omheen. Een hek is 4 meter breed.
Hoeveel hekken moet hij plaatsen?

Slide 17 - Open question

Vraag 6
maximaal 4 punten
Bianca bestelt dit zwembad voor in haar tuin.
De lengte is 210 cm.
De breedte is 210 cm
De hoogte is 85 cm

Hoeveel liter water gaat er in het zwembad  als ze het tot 10 cm onder de rand vult, dus 75 cm hoogte. 

 Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 18 - Slide

Hoeveel liter water gaat er in het zwembad als het gevuld wordt tot een hoogte van 75 cm?
Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 19 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken de inhoud van het zwembad

Stap 2
bereken de inhoud tot 75 cm
210 x 210 x 75 = 3307500 cm3

Stap 3 en 4
reken om naar liter
van cm3 naar dm3 is delen door 1000
337500 : 1000 = 3307,5 dm3


Stap 4
rond af op 1 geheel getal : 3308 liter


Slide 20 - Slide

Vraag 7
maximaal 3 punten
Het zwembad van 210x210 x85 cm is ook in drie andere maten beschikbaar:  
210 x 210 x 70 cm
210 x 210 x 97 cm
180 x 180 x 100 cm
In welke van deze 3 zwembaden gaat ca. 15% meer?
Leg je antwoord uit. Dat mag met een berekening of met woorden. Leg daarbij ook uit waarom de andere maten niet het juiste antwoord zijn.

Slide 21 - Slide

Het zwembad is in nog drie andere maten beschikbaar: 210 x 210 x 70
210 x 210 x 97
180 x 180 x 100
In welke van deze zwembaden gaat ca. 15% meer? Leg je antwoord uit. Dat mag met een berekening of woorden. Leg uit waarom de andere maten het niet zijn.

Slide 22 - Open question

Uitleg
Stap 1
het zwembad van 210x210x70 cm heeft niet 15% meer inhoud  dan het bad van 210x210x85 cm
het heeft dezelfde diameter, maar een lagere hoogte, dus minder inhoud

Stap 2
het zwembad van 210x210x97 cm heeft wel 15% meer inhoud  dan het bad van 210x210x85cm
het heeft dezelfde diameter en de hoogte is ongeveer 15% hoger, dus 15% meer inhoud

Stap 3
volgende dia


Slide 23 - Slide

Uitleg
Stap 1
Inhoud zwembad 210x210x85 = 210 x210x85 = 3748500 cm3 = 3748,5 dm3 = afgerond 3749 liter

zwembad van 210 x 210 x70 niet 
210x210x70 = 3087000 cm3 = 3087 liter

Stap 2
zwembad 210x210x97 wel
210x210x97 = 42777000 cm3 = 4277,7 dm3 = 4278 liter (is ongeveer 15% meer inhoud)

Stap 3



Slide 24 - Slide

Uitleg
Stap 3
zwembad van 180x180x100 heeft niet 15% meer inhoud
180x180x100 = 3240000 cm3 = 3240 dm = 3240 liter



LET OP
Trek een conclusie en vermeld deze duidelijk!



Slide 25 - Slide

Vraag 8

Mick gaat zijn studio opknappen. In welke maateenheid zijn de afmetingen in de plattegrond gegeven?
A
mm
B
cm
C
dm
D
m

Slide 26 - Quiz

Vraag 9
maximaal 3 punten
Mick gaat zijn studio opknappen. Hij legt een nieuwe laminaatvloer in de woon-slaapkamer. Het keukenblok is 1,5 m2. Daar legt hij géén laminaat. 

Op hoeveel vierkante meter grondoppervlakte legt Mick laminaat? Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 27 - Slide

Het keukenblok is 1,5 m2. Daar legt hij géén laminaat.

Op hoeveel vierkante meter grondoppervlakte legt Mick laminaat? Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 28 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken de oppervlakte van deel BCEFGH in m2
3,85 x 6,2 = 23,87
Stap 2
bereken de oppervlakte van ABDE in m2
3,7 x 3,15 = 11,655
Stap 3
trek de oppervlakte van het keukenblok eraf en bereken de totale oppervlakte
23,87 + 11,655 - 1,5 = 34,025
Stap 4 
rond af op een geheel getal
34

Slide 29 - Slide

Vraag 10
maximaal 3 punten
Mick gaat zijn studio opknappen. Hij verft de muur met de 2 ramen en de muur waar zijn bed tegenaan staat. De muren zijn 2,4 m hoog. De ramen hebben ieder een oppervlakte van 3 m2. Met één blik verf kan Mick ongeveer 8 m2 verven. 

Hoeveel blikken verf moet Mick minimaal kopen?

Slide 30 - Slide

Hij verft de muur met de 2 ramen en de muur waar zijn bed tegenaan staat. De muren zijn 2,4 m hoog. De ramen hebben ieder een oppervlakte van 3 m2. Met één blik verf kan Mick ongeveer 8 m2 verven.

Hoeveel blikken verf moet Mick minimaal kopen?

Slide 31 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken de oppervlakte van de muur met de ramen
7 x 2,4 = 16,8 - 6 = 10,8
Stap 2
bereken de oppervlakte van de muur waar het bed staat
3,7 x 2,4 = 8,88
Stap 3
bereken de totale oppervlakte
10,8 + 8,88 = 19,68
Stap 4 
bereken het aantal blikken verf en rond af - let op je moet hier situationeel of handig afronden
19,68 : 8 = 2,46 dus 3 blikken verf

Slide 32 - Slide

Vraag 11

Mick gaat zijn studio opknappen. Hij wil vanuit de keuken niet op zijn bed kijken en zet daarom een grote plantenbak neer. Op welke plek moet hij de plantenbak neerzetten?
A
B
B
D
C
E
D
F

Slide 33 - Quiz

Vraag 12
Quinte fietst van huis (A) naar school (B). Ze bekijkt de route op haar tablet.

Vanuit school gaat ze naar de sportschool. Ze fietst naar de rotonde op de Europalaan, op de rotonde neemt ze de afslag richting Hoograven. Ze fietst over het water en gaat de eerste weg links. Na ongeveer 1 km komt ze aan bij de sportschool.
In welke wijk bevindt de sportschool zich?
A
in de Dichterswijk
B
in de Rivierenwijk
C
in Oud Hoograven
D
in Zuidwest

Slide 34 - Quiz

Vraag 13

Quinte fietst van huis (A) naar school (B). Ze bekijkt de route op haar tablet.

In welke richting fietst ze als van huis vertrekt.
A
noordoostelijk
B
zuidoostelijk
C
noordwestelijk
D
zuidwestelijk

Slide 35 - Quiz

Vraag 14
maximaal 3 punten
Quinte fiets van huis (A) naar school (B). Ze bekijkt de route op haar tablet.

De volgende dag fietst Quinte vanuit school naar een vriendin. Haar vriendin woont bij de kruising van de Vleutenseweg en het Westplein. Daarna fietst ze terug naar huis over dezelfde route als normaal.

Hoeveel kilometer fietst Quinte meer dan wanneer ze rechtstreeks vanuit school naar huis fietst?

Slide 36 - Slide

Haar vriendin woont bij de kruising van de Vleutenseweg en het Westplein. Daarna fietst ze terug naar huis over dezelfde route als normaal.

Hoeveel kilometer fietst Quinte meer dan wanneer ze rechtstreeks vanuit school naar huis fietst?

Slide 37 - Open question

Uitleg
Stap 1
bekijk hoeveel lijnstukken de route langer is

Stap 2
bereken 

Stap 3

Slide 38 - Slide

Uitleg
Stap 1
bekijk hoeveel lijnstukken de route langer is

Stap 2
vermenigvuldig het aantal lijnstukken met 2, want ze gaat heen en terug
3 x 2 = 6

Stap 3
vermenigvuldig het aantal lijnstukken met het aantal meter volgens de schaallijn en reken om naar km
6 x 500 = 3000 : 1000 = 3

Slide 39 - Slide

Vraag 15
maximaal 3 punten
Quinte fiets van huis (A) naar school (B). Ze bekijkt de route op haar tablet.

Hoe is Quinte van huis naar school gefietst? Beschrijf de route nauwkeurig. Maak daarbij gebruik van richtingaanduidingen. Maak ook gebruik van windrichtingen, herkenningspunten en/of afstanden.

Slide 40 - Slide

Beschrijf de route nauwkeurig. Maak daarbij gebruik van richtingaanduidingen. Maak ook gebruik van windrichtingen, herkenningspunten en/of afstanden.

Slide 41 - Open question

Uitleg
Stap 1
de student beschrijft de route duidelijk (goed te volgen) aan de hand van richtingaanduidingen (dus gebruik dingen als links, rechts, rechtdoor, 1e afslag op de rotonde, 3e straat links)

Stap 2
de student gebruikt in de routebeschrijving relevante begrippen als windrichting (noord, zuid, enz) en/of herkenningspunten (rotonde, water, over onder snelweg door) en/of specifieke afstanden (na 1 km...)

Stap 3
de student geeft een correcte routebeschrijving (met de routebeschrijving kom je ook aan op de gevraagde bestemming

Slide 42 - Slide

Voorbeeld routebeschrijving
vertrek in zuidoostelijke richting
rijd ongeveer een kilometer tot de rotonde
ga bij de rotonde linksaf over de A2 en rijd over het water
neem na het water de eerste weg rechts
rijd deze weg helemaal uit langs Halve Maan, Zuidwest
buig op het eind een beetje rechtsaf naar de school

Slide 43 - Slide

Vraag 16
max. 3 punten
Nina heeft een aquarium gekocht met de afmetingen zoals hiernaast op de afbeelding.

Ze vult het aquarium tot aan de rand met water. Ze gebruikt hiervoor een emmer van 15 liter.

Hoeveel volle emmers heeft ze nodig om het aquarium volledig te vullen?

Slide 44 - Slide

Ze vult het aquarium tot aan de rand met water. Ze gebruikt hiervoor een emmer van 15 liter.
Hoeveel volle emmers heeft ze nodig om het aquarium volledig te vullen?

Slide 45 - Open question

Uitleg
Stap 1
inhoud van het aquarium in cm3:
50 x 150 x 70 = 525000 cm3

Stap 2
inhoud van het aquarium in liter:
525000 : 1000 = 525 dm3 = 525 liter

Stap 3
aantal benodigde emmers:
525 : 15 = 35


Slide 46 - Slide

Vraag 17
max. 3 punten
Nina heeft een aquarium gekocht met de afmetingen zoals hiernaast op de afbeelding.

Ze plaatst verlichting rondom de rand van het deksel. Ze gebruikt buigzame ledstrips. Deze strips zijn 0.80 m lang.

Hoeveel strips heeft ze nodig?

Slide 47 - Slide

Ze plaatst verlichting rondom de rand van het deksel. Ze gebruikt buigzame ledstrips. Deze strips zijn 0.8 m lang.

Hoeveel strips heeft ze nodig?

Slide 48 - Open question

Uitleg
Stap 1
omtrek deksel in cm:
2 x 150 + 2 x 50 = 400 cm

Stap 2 
lengte ledstrip in cm:
0,8 x 100 = 80

Stap 3
totaal aantal ledstrips:
400 : 80 = 5



Slide 49 - Slide

Vraag 18
max. 3 punten
Nina heeft een aquarium gekocht met de afmetingen zoals hiernaast op de afbeelding.

Ze legt een laag zand van 6 cm op de bodem van het aquarium als bodembedekker.

Hoeveel liter zand heeft Nina nodig?

Slide 50 - Slide

Ze legt een laag zand van 6 cm op de bodem van het aquarium als bodembedekker.

Hoeveel liter zand heeft Nina nodig?

Slide 51 - Open question

Uitleg
Stap 1
 oppervlakte bodem in cm2:
150 x 50 = 7500 cm2

Stap 2
inhoud in cm3:
7500 x 6 = 45000 cm3

Stap 3
inhoud in dm3/liter:
45000 : 1000 = 45


Slide 52 - Slide

https://maken.wikiwijs.nl/202122/Examentraining_N4#!page-7912631

Slide 53 - Slide

Slide 54 - Slide

Slide 55 - Slide

Vraag 3
maximaal 4 punten
Mike gaat een parachutesprong maken. 

Hij berekent de gemiddelde snelheid van de vrije val tijdens een parachutesprong.

1 m = 3,28 ft (feet)

Hoeveel km per uur is de gemiddelde snelheid van de vrije val. Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 56 - Slide

1 m = 3,28 ft (feet)

Hoeveel km per uur is de gemiddelde snelheid van de vrije val. Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 57 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken hoeveel meter de vrije val is
1 m = 3,28 feet
4000 feet = 4000 : 3,28 = 1219,51 m

Stap 2
bereken het aantal meter per seconde


Stap 3

Slide 58 - Slide

Uitleg
Stap 1
bereken hoeveel meter de vrije val is
1 m = 3,28 feet
4000 feet = 4000 : 3,28 = 1219,51 m

Stap 2
bereken het aantal meter per seconde
1219,51 : 30 = 40,65 m/s

Stap 3
bereken het aantal km/u ( van m/s naar km/u is x 3,6)
40,65 x 3,6 = 146,341 km/u

Stap 4
rond af op een geheel getal: 146 km/u

Slide 59 - Slide

Van m/s naar km/u
bijvoorbeeld:
30 m/s
naar m/min x 60
  • 30 x 60 = 1800 m/min
naar km/min : 1000
  • 1,8 km/min
naar km/u x 60
  • 1,8 x 60 = 108 km/u
OF x 3,6
  • 30 x 3,6 = 108 km/u

Slide 60 - Slide