K/M1 schrijven periode 1 - les 1

FORMEEL en INFORMEEL taalgebruik
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

FORMEEL en INFORMEEL taalgebruik

Slide 1 - Slide

Leerdoelen


- Je leert het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik herkennen



FORMEEL en INFORMEEL
taalgebruik

Slide 2 - Slide

FORMEEL taalgebruik
Wordt gebruikt in:
officiële brieven;
formulieren;
wetsartikelen;
berichten van de belastingdienst;
brieven van school.

Kenmerken:
beleefd, stijfjes, zakelijk.

Slide 3 - Slide

FORMEEL taalgebruik
Geachte meneer Quik
Geachte mevrouw Schoenmakers

u

Met vriendelijke groet

Geen afkortingen van woorden gebruiken

Gebruik alinea's, witregels en titels
in brieven

Slide 4 - Slide

INFORMEEL taalgebruik

Taal die je gebruikt
met bekenden en vrienden:
spreektaal;
WhatsApp;
chatten.

Kenmerken:
los, vertrouwelijk, ongedwongen.



Slide 5 - Slide

INFORMEEL taalgebruik
jij

je

woorden afkorten

smileys


Slide 6 - Slide

Kom een keertje langs.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 7 - Quiz

Vertel eens wat over je klas!
A
Formeel
B
Informeel

Slide 8 - Quiz

Ik eis dat u nu mijn woning verlaat.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 9 - Quiz

Je krijgt die baan als schoonmaker niet.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 10 - Quiz

Wanneer kom je nou een keer?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 11 - Quiz

Tot onze spijt moeten wij u mededelen dat u niet de aangewezen persoon bent voor de betrekking van schoonmaker.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 12 - Quiz

Wilt u mij de informatie sturen over de leerlingen van uw school?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 13 - Quiz

Het dragen van schoeisel met hoge hakken wordt afgeraden.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 14 - Quiz

Maak dat je weg komt!
A
Formeel
B
Informeel

Slide 15 - Quiz

Zou je me willen laten weten wanneer je denkt langs te komen?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 16 - Quiz

Geen hakschoenen aan!
A
Formeel
B
Informeel

Slide 17 - Quiz

Leerdoelen


- Je kan het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik herkennen



FORMEEL en INFORMEEL
taalgebruik

Slide 18 - Slide

Module schrijven periode 1
1. Taal - formeel en informeel taalgebruik
Het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik herkennen.
2. Schrijven - publiek
Rekening houden met het publiek waarvoor je schrijft.
3. Schrijven - een instructie schrijven
Een korte instructie schrijven.

4. Opdracht: een korte instructie schrijven
Voor deze opdracht krijg je een cijfer.


Slide 19 - Slide

Ga naar Peppels
module schrijven periode 1
en maak de opdrachten

Slide 20 - Slide