BA-periode 1-les 4-Afvalscheiding

Afvalscheiding
1 / 35
next
Slide 1: Slide
VerzorgingPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Afvalscheiding

Slide 1 - Slide

Na deze les heb je geleerd?
  • Verschillende soorten afval benoemen.
  • Verschillende soorten emballage benoemen.
  • Uitleggen wat milieu is. 

Slide 2 - Slide

timer
1:00
Wat is afval?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

Afval, wat is dat?
Afval is alles wat je weggooit. Om het afval kwijt te raken, wordt dit verbrand. Dit is slecht voor het milieu. Dus hoe minder afval, hoe beter voor het milieu. 
Vaak denk je er niet eens bij na dat je afval maakt. Wel kun je nadenken over hoe je afval weggooit. Gaat het allemaal in de grijze afvalbak thuis? Of breng je glas naar de glasbak en gooi je papier in de papiercontainer? 

Slide 5 - Slide

1. Wat is afval?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Video

2. Wat is emballage?

Slide 8 - Open question

Emballage, wat is dat?
Sommige verpakkingen hoef je niet weg te gooien. Om te zorgen dat er minder afval komt, kun je sommige verpakkingen terugbrengen naar de winkel. Dit heet emballage. 
Emballage is verpakkingsmateriaal dat teruggaat naar de winkel/leverancier. Vaak zit er statiegeld op deze verpakkingen. Statiegeld is geld dat je extra betaalt voor de verpakking. Bij inlevering van de verpakking, krijg je het geld terug. 

Slide 9 - Slide

3. Wat is statiegeld?

Slide 10 - Open question

Soorten afval
Niet allen thuis is afval. Je kunt afval overal tegenkomen, bijvoorbeeld op school of in de winkel. 
Alle mensen samen maken heel veel afval. 
En allemaal verschillende soorten. 
Hieronder lees je meer over de verschillende soorten afval. 

Slide 11 - Slide

Papier en karton
Je gooit papier en karton apart weg. Hiervan wordt namelijk nieuw papier gemaakt. Daarom heeft een winkel een aparte papiercontainer. 
Hier gooi je dus papier en karton in weg. De gemeente of een afvalbedrijf komen deze containers ophalen of leegmaken. 
Zou je papier niet apart weggooien, dan kan er geen nieuw papier van gemaakt worden. Dat zou jammer zijn. 

Slide 12 - Slide

Groente-, fruit-, en tuinafval (GFT-afval)
Veel winkels, zoals supermarkten, bloemenwinkels en tuincentra, gooien veel gft-afval weg. Net zoals papier en karton, gooi je dit apart weg. 
Er bestaan speciale containers of bakken voor. Dit afval wordt nog gebruikt als (varkens)voer of als mest voor de tuin (compost). Op deze manier raak je het afval kwijt, zonder het te verbranden. Dit is een stuk beter voor het milieu. 

Slide 13 - Slide

Wat gaat er in de GFT-bak?
  • schillen en resten van groente, fruit en aardapppelen
  • eierschalen
  •  koffiefilters en theezakjes
  • etensresten
  • mest van huisdieren
  • tuinafval, behalve zand 

Slide 14 - Slide

Glas 
Er is nog een soort afval, dat je opnieuw kunt gebruiken: glas. 
Glas dat niet naar de winkel terug kan, gaat in een glasbak. 
Op glas dat in de glasbak moet, staat het glasbaklogo. 

Slide 15 - Slide

Plastic (kunststof)
In een winkel heb je ook met kunststof verpakkingen te maken. Dit is vaak plastic.  Je gooit plastic afval in een speciale container. Deze wordt ook weer apart opgehaald. Van al dit oude plastic maakt het afval bedrijf 
weer nieuw plastic dat je opnieuw 
kunt gebruiken. 

Slide 16 - Slide

Klein chemisch afval 
(KCA)
Afval waar je extra netjes mee om moet gaan, is klein chemisch afval (KCA). Dit zijn bijvoorbeeld oude baterijen, spaarlampen, verf en spuitbussen. Weet je niet zeker of iets kca is? Kijk dan of het kca-logo op het artikel staat. 
Kca mag je nooit in de grijze afvalbak gooien! Je gooit deze in de winkel weg. Of je brengt ze naar het afvalbrengstation, waar je ook ander afval naartoe kunt brengen. 

Slide 17 - Slide

Restafval
Alle andere soorten afval samen vormen het restafval. 
Dit afval breng je weg naar de ondergrondse containers in je woonwijk. 

Slide 18 - Slide

4. Bekijk het volgende plaatje.
Welk soort afval zie je hier?
A
gft-afval
B
papier en karton
C
plastic
D
kca

Slide 19 - Quiz

5. Bekijk het volgende plaatje.
Welk soort afval zie je hier?
A
gft-afval
B
papier en karton
C
plastic
D
glas

Slide 20 - Quiz

6. Bekijk het volgende plaatje.
Welk soort afval zie je hier?
A
gft-afval
B
papier en karton
C
plastic
D
glas

Slide 21 - Quiz

Soorten emballage
Bij emballage is altijd sprake van hergebruik. Hergebruik betekent dat je verpakkingsmateriaal opnieuw gebruikt. Een verpakking breng je weer terug en deze wordt opnieuw gebruikt. 
 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Voorbeelden emballage
Voorbeelden van emballage zijn rolcontainers, pallets, kratten en flessen. Je sorteert deze en zet ze klaar voor de chauffeur. Hij neemt ze mee terug naar de leverancier. 
Een winkel wil graag dat klanten de emballage inleveren. Een leverancier wil graag dat de winkel de emballage inlevert. 
Daarom zit er op emballage vaak statiegeld. Dit geld krijg je terug als je de verpakking inlevert. 

Slide 24 - Slide

7. Wat krijg je als je emballage inlevert?

Slide 25 - Open question

8. Geef 1 voorbeeld van emballage.

Slide 26 - Open question

9. Welk materiaal kan je hergebruiken?
A
wijnflessen
B
batterijen
C
oud papier
D
kratten

Slide 27 - Quiz

Afvalscheiding
Afval is niet goed voor het milieu. Daarom moet je zorgen dat je zo min mogelijk afval achterlaat. Heb je toch afval, dan probeer je dit gescheiden weg te gooien. Je doet dan aan afvalscheiding. Je gooit papier in de papiercontainer en plastic in de plastic afvalzak. Zo kan het afval makkelijker gerecycled worden. Recyclen betekent dat er nieuwe materialen van het afval gemaakt worden. 

Slide 28 - Slide

10. Wat is afvalscheiding?

Slide 29 - Open question

11. Wat betekent recyclen?

Slide 30 - Open question

Werkhouding
In de winkel is 1 van je taken het scheiden van afval. En het apart zetten van emballage. 
Je moet dan veel bukken en tillen. Natuurlijk moet je daarbij goed letten op je werkhouding. Ga bij het tillen door je knieën en houd je rug recht. En bij het draen houd je je armen gestrekt naar beneden en je rug recht. 

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Slide

12. Op welke afbeelding tilt de medewerker op de goede manier?
A
afbeelding A
B
Afbeelding B

Slide 34 - Quiz

Schrijf 1 ding op dat je geleerd hebt.

Slide 35 - Open question