Nederlands hoofdstuk 4 grammatica onvoltooid deelwoord

Nederlands H3BKe
Week 6 (8 februari 2021)
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands H3BKe
Week 6 (8 februari 2021)

Slide 1 - Slide

Bijzonderheden
Uur minder per week = Daltonuur
Woensdag as Nederlands om 8.55 uur! (ipv mentor uur)
Volgende week maatwerkweek: Maandag 15/2 toets H4


Slide 2 - Slide

Deze week
Terugblik hoofdstuk 4 “Grammatica en Spelling”
Uitleg hoofdstuk 4 “Grammatica en Spelling over onvoltooid deelwoord”
Proeftoets H4
Huiswerk af
Instructie
Werken
Afsluiten, bespreken en reflectie

Slide 3 - Slide

Terugblik
Lidwoorden (lw)
Zelfstandig naamwoord (zn)
Werkwoord (ww)
Bijvoeglijknaamwoord (bn)
Voltooid deelwoord (vd)

Slide 4 - Slide

Lesdoelen 
Aan het einde van deze les:
Kun je een onvoltooid deelwoord benoemen en herkennen


Slide 5 - Slide

Werkwoorden
Infinitief = heel werkwoord fietsen, zitten, springen
Voltooid deelwoord = gefietst, gezeten, gesprongen
Onvoltooid deelwoord = fietsend, zittend, springend

Slide 6 - Slide

Infinitief of voltooid deelwoord?

Twijfelen
A
Infinitief
B
Voltooid deelwoord

Slide 7 - Quiz

Infinitief of voltooid deelwoord?

Gebukt
A
Infinitief
B
Voltooid deelwoord

Slide 8 - Quiz

Infinitief of voltooid deelwoord?

Verzachten
A
Infinitief
B
Voltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

Infinitief of voltooid deelwoord?

Passen
A
Infinitief
B
Voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Infinitief of voltooid deelwoord?

Gereden
A
Infinitief
B
Voltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Het onvoltooid deelwoord
Een onvoltooid deelwoord geeft aan dat iets nog gaande is.
Het is dus nog niet voltooid:

Rillend stond ik op de ijsbaan
Lachend zwaaide ik naar mijn vriend.
Zittend keken we naar de optocht.

Slide 13 - Slide

Het onvoltooid deelwoord
Maak je door achter het hele werkwoord een -d te zetten. 

Lachend
Fluitend
Lopend

Slide 14 - Slide

Het onvoltooid deelwoord
Kan ook gebruikt worden als een bijvoeglijk naamwoord: 

Een lachende vrouw
De gillende kinderen
De huilende man

Slide 15 - Slide

Noteer het onvoltooide deelwoord van:

Twijfelen

Slide 16 - Open question

Noteer het voltooide deelwoord van:

Twijfelen

Slide 17 - Open question

Noteer het onvoltooide deelwoord van:

Huilen

Slide 18 - Open question

Noteer het voltooide deelwoord van:

Huilen

Slide 19 - Open question

Noteer het onvoltooide deelwoord van:

Vullen

Slide 20 - Open question

Noteer het voltooide deelwoord van:

Vullen

Slide 21 - Open question

Oefening (ook voor de toets)
Noteer in de volgende zinnen de juiste vorm van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Slide 22 - Slide

De postbezorger (bezorgen) elke dag (fluiten) de post.

Slide 23 - Open question

Bijna iedereen (worden) het liefst (slapen) rijk.

Slide 24 - Open question

De leeuw (naderen) (dreigen) het jonge zebrakalfje.

Slide 25 - Open question

Melvin (lezen) (stotteren) zijn verhaal voor aan de klas.

Slide 26 - Open question

Razendsnel (voltooien) Frits de wiskundeopdracht.

Slide 27 - Open question

Oefening (ook voor de toets)
Noteer in de volgende zinnen de juiste vorm van de werkwoorden in de verleden tijd.

Slide 28 - Slide

Lars (bestellen) (blozen) nog een vierde BigMac.

Slide 29 - Open question

Al (snotteren) (melden) Laura zich af voor de basketbaltraining.

Slide 30 - Open question

Stef (staan) wel tien minuten (bibberen) op de hoge duikplank.

Slide 31 - Open question

De zanger (beantwoorden) de vragen over zijn trouwplannen (bevestigen).

Slide 32 - Open question

Volgens de dierenbescherming (verwaarlozen) de boer zijn schapen (voortduren).

Slide 33 - Open question

Schrijf 1 ding op wat je deze les hebt geleerd?

Slide 34 - Open question

Stel een vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 35 - Open question

(Huis)werk deze weeek
Hoofdstuk 4 (vanaf blz. 142) Opdracht 13, 14, 15, 16, 17, 19(K), 20, 22

Slide 36 - Slide