Verschillende verdovende middelen

Noem voorbeelden van een upper (bewustzijnsverhogende middelen)
1 / 13
next
Slide 1: Mind map
VerzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Noem voorbeelden van een upper (bewustzijnsverhogende middelen)

Slide 1 - Mind map

Noem voorbeelden van een downer (bewustzijnsverlagende middelen)

Slide 2 - Mind map

Welke middelen hebben een bewustzijnsveranderende werking?

Slide 3 - Mind map

Welke middelen geven een lichamelijke afhankelijkheid?
A
Alcohol, nicotine, heroïne, medicijnen
B
Cocaïne, speed, cannabis
C
Nicotine, cannabis, medicijnen
D
Je kan geen lichamelijke afhankelijkheid krijgen

Slide 4 - Quiz

Welke middelen laten een geestelijke afhankelijkheid zien?
A
Cocaïne, speed, medicijnen
B
Speed, nicotine, cannabis en heroïne
C
Cannabis, cocaïne, speed en nicotine
D
Je kan alleen lichamelijk afhankelijk worden

Slide 5 - Quiz

In deze fase is er regelmatig gebruik maar kan gebruiker nog stoppen zonder onthoudingsverschijnselen
A
Experimenteerfase
B
Geïntegreerde fase
C
Excessief gebruik
D
Verslaving

Slide 6 - Quiz

In deze fase beheerst het gebruik het hele leven en heeft negatieve lichamelijke, psychische en sociale gevolgen
A
Experimenteerfase
B
Geïntegreerde fase
C
Excessief gebruik
D
Verslaving

Slide 7 - Quiz

Wanneer spreek je van een verslavingsprobleem?

Slide 8 - Mind map

Mensen kunnen een erfelijke aanleg hebben tot het ontwikkelen van een verslaving
A
Juist
B
Onjuist
C
Moet ik nog even nakijken
D
Dit geldt alleen voor nicotine

Slide 9 - Quiz

1 Buisje GHB bevat 5ml. Hierin zit 2,3 mg GHB.

Bij hoeveel mg GHB ga je 'out'?
A
1
B
2
C
2,3
D
3

Slide 10 - Quiz

Waar wordt GHB van gemaakt?

Slide 11 - Mind map

Bij welke middelen zie je wijde pupillen?
A
Alcohol, cocaïne, heroïne, GHB
B
Speed, LSD, cocaïne, XTC
C
XTC, LSD, GHB
D
Bij alle genoemde middelen

Slide 12 - Quiz

Voorlichting over drugs
Afkickcentrum
Tien gesprekken over alcoholgebruik
Gebruikersruimte
Trimbos instituut
Jellinek kliniek
Ambulante hulpverlening
Maatschappelijke opvang

Slide 13 - Drag question