BG1 - Module 2 - Les 1

Beroepsgericht 1

Module 2 - Les 1
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BeroepsgerichtMBOStudiejaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Beroepsgericht 1

Module 2 - Les 1

Slide 1 - Slide

Lesindeling BG1 - Module 2
De lessen zijn vormgegeven op basis van de theorie uit het boek Methodiek (thema 1 en 2)

  • Lesweek 1: Hoofdstuk 1 - Sociaal-Agogisch werk
                               Hoofdstuk 2 - Werken in de maatschappelijke zorg
  • Lesweek 2: Hoofdstuk 3 - Ontwikkelingspsychologie, wat is dat?
  • Lesweek 3: Hoofdstuk 4 - Baby’s en peuters
  • Lesweek 4: Hoofdstuk 5 - Kleuter en schoolkind
  • Lesweek 5: Hoofdstuk 6 - Puber en adolescent
  • Lesweek 6: Hoofdstuk 7 - Volwassene en oudere
  • Lesweek 7: Hoofdstuk 8 - Problemen in de ontwikkeling deel 1 
  • Lesweek 8: Hoofdstuk 8 - Problemen in de ontwikkeling deel 2

Slide 2 - Slide

Lesverloop
De lessen:
  • (ongeveer) 1 uur theorie (uitleg/input/opdrachten)
  • 30 minuten werken aan opdracht Levenslijn

Slide 3 - Slide

Vandaag
Deze les gaan we heel thema 1 behandelen. Dit thema bestaat uit twee hoofdstukken. 

Boek: Methodiek
Thema 1: Oriëntatie op het werkveld MZ
     Hoofdstuk 1: Sociaal-agogisch werk 
     Hoofdstuk 2: Werken in de maatschappelijke zorg

Slide 4 - Slide

Start hoofdstuk 1:
Wat weet jij al over sociaal-agogisch werk?

Slide 5 - Open question

Thema 1: Oriëntatie op het werkveld MZ
Hoofdstuk 1: Sociaal-agogisch werk (SAW)
SAW = Welzijnswerk
“Gaat om het persoonlijke, culturele en maatschappelijke welzijn van mens en samenleving”

Agogiek: De wetenschap die zich bezighoudt met het veranderen van gedrag van mensen.
Welzijn: De mate van welbevinden

Je werk is gericht op het functioneren van mensen.



Slide 6 - Slide

Beroepen in de welzijnssector
Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg
- Cliënten met een beperking
- Coördineren, rapporteren, ondersteunen


Thuisbegeleider
- Zorg/begeleidingssituaties bij kwetsbare cliënten in de thuissituatie
- Zelfstandig
- Regie over eigen leven bevorderen

Slide 7 - Slide

Kiezen voor sociaal-agogisch werk
  • Werken met mensen (doelgroep);
  • Afwisseling;
  • Uitdaging;
  • Veel mogelijkheden.

“Ik heb er zelf ervaring mee, ik kan me inleven in de ander en wil daarom met die ervaring ook iets betekenen voor een ander.”



Slide 8 - Slide

Beroepshouding
Er wordt gewerkt vanuit 6 pijlers:

  1. Betrokkenheid
  2. Empathie
  3. Assertiviteit
  4. Representativiteit
  5. Integriteit
  6. Reflectief vermogen

Niet veroordelend, maar onderzoekend: waarom reageert die cliënt op die manier?



Slide 9 - Slide

Betrokkenheid
Empathie
Assertiviteit
Representativiteit
Integriteit
Reflectief vermogen
Je vindt het welzijn van mensen belangrijk en daar wil je een bijdragen aan leveren.
Jouw handelen verschilt per situatie, dit maakt elke situatie een leermoment waarbij je terugkijkt op jouw handelen.

Het verantwoord omgaan met dingen die jou worden toevertrouwt.
Prettig met anderen omgaan denk aan  het aanspreken van anderen met ‘je’ of ‘u’. Daarnaast er verzorgd uitzien.

Het open staan voor anderen en respect tonen voor hun situatie. 
Niet over je heen laten lopen, het opkomen voor jezelf.

Slide 10 - Drag question

De 6 pijlers
Betrokkenheid: 
  • Je werkt graag met mensen en wilt ze ook graag iets meegeven;
  • Je vindt het welzijn van mensen belangrijk en daar wil je een bijdragen aan leveren.

Empathie: 
  • Inlevingsvermogen is een ander woord voor empathie;
  • Het open staan voor anderen en respect tonen voor hun situatie;
  • Je kan anderen begeleiden wanneer je de situatie ook vanuit hun standpunt bekijkt.




Slide 11 - Slide

De 6 pijlers
Assertiviteit:
  • Niet over je heen laten lopen, het opkomen voor jezelf;
  • Doortastend kunnen optreden wanneer dit nodig is;
  • Daarbij houd je rekening met gevoelens van de mensen waarmee je werkt en je eigen positie en verantwoordelijkheden.

Representativiteit:
  • Prettig met anderen omgaan en er verzorgd uitzien;
  • Denk ook aan het aanspreken van anderen met ‘je’ of ‘u’.




Slide 12 - Slide

De 6 pijlers
Integriteit:
  • Het verantwoord omgaan met dingen die jou worden toevertrouwt, bijvoorbeeld door cliënten;
  • Denk aan geheimhoudingsplicht en de beroepscode met waarden en normen.

Reflecterend vermogen:
  • Reflecteren op eigen handelen en de effecten daarvan;
  • Jouw handelen verschilt per situatie, dit maakt elke situatie een leermoment waarbij je terugkijkt op jouw handelen.

Slide 13 - Slide

Werken vanuit de humanistische psychologie
Echtheid:
Jezelf zijn als hulpverlener, geen trucjes toepassen

Onvoorwaardelijke positieve gezindheid:
  • Openstaan voor gevoelens/gedachten van de cliënt;
  • Onvoorwaardelijke acceptatie > niet beoordelen maar inleven.

Empathie:
  • Cognitief en emotioneel begrijpen van andermans ervaringen;
  • Eigen visie als hulpverlener opzij schuiven;
  • Geen emotionele identificatie > begrijpen van de gevoelens, maar het niet zelf hoeven ervaren van deze gevoelens.



Slide 14 - Slide

Start hoofdstuk 2:
Wat weet jij al over het werken in de maatschappelijke zorg?

Slide 15 - Open question

Maatschappelijke zorg
Maatschappelijke zorg is een deelgebied van SAW
  

Ondersteunen van cliënten bij zelfredzaamheid en sociaal functioneren
  • Gehandicaptenzorg
  • Ouderenzorg
  • Specifieke doelgroepen

Slide 16 - Slide

Het werk
  • Begeleidende en verzorgende taak
  • Ondersteuning en begeleiding bij activiteiten
  • Actieve invulling dagprogramma
  • Ondersteunen bij leggen en onderhouden contacten
  • Stimulering actief deelnemen aan samenleving
  • Ondersteuning persoonlijke verzorging
  • Signaleren – observeren – rapporteren

Doel: Zoveel mogelijk regie in eigen handen van cliënt laten.



Slide 17 - Slide

De organisatie
  • Werken in een team waarin je verantwoordelijk bent voor je eigen werkzaamheden
  • Aansturing vanuit het team en de leidinggevende van de organisatie

Sociale kaart: Overzicht van verschillende zorg – en welzijnsorganisaties in de regio
     - Woonvoorzieningen
     - Dagbesteding
     - Justitiële inrichting
     - Asielzoekerscentrum
     - Jeugdinrichting
     - Verpleeghuis
     - Verzorgingstehuis
     - Ambulant (bij de cliënten aan huis)

Sociale kaart bevat de naam van een organisatie, informatie over doelen, doelgroepen, contactpersonen en intakeprocedure.




Slide 18 - Slide

Met welke doelgroepen kan je allemaal werken binnen de maatschappelijke zorg?

Slide 19 - Mind map

De doelgroep
  • Mensen met een verstandelijke beperking
  • Mensen met een lichamelijke beperking
  • Mensen met een zintuigelijke beperking
  • Mensen met psychiatrische problemen
  • Mensen met psychosociale of gedragsproblemen
  • Mensen die te maken hebben met huiselijk geweld
  • Tienermoeders
  • Dak en thuislozen
  • Mensen met ouderdomsklachten
  • Mensen in een justitiële (jeugd)inrichting
  • Mensen in detentie

Slide 20 - Slide

Intramuraal - semimuraal - extramuraal 
Intramuraal: Cliënt woont in een instelling

Semimuraal: Cliënt woont thuis maar gaat naar een instelling voor dagbesteding

Extramuraal: Cliënt woont thuis en krijgt daar ondersteuning



Slide 21 - Slide

Opdracht: intramuraal - semimuraal - extramuraal

  • Vorm allereerst groepjes van 3/4 studenten;
  • Ga op onderzoek uit naar verschillende organisaties binnen de maatschappelijke zorg;
  • Maak drie lijstjes: intramuraal - semimuraal - extramuraal;
  • Plaats de gevonden organisaties in het juiste lijstje en licht toe waarom de organisatie specifiek in dat lijstje hoort!
timer
7:00

Slide 22 - Slide

Semimuraal
Revalidatiecentra
Cliënten met lichamelijk letsel of een functionele beperking behandeld kunnen worden.

Dagactiviteitencentra
Een dagactiviteitencentrum (DAC) is een semimurale voorziening waar zinvolle bezigheden worden aangeboden aan chronisch zieke cliënten of cliënten met een beperking.

Sociale werkvoorziening
Een door de overheid mogelijk gemaakte werkplek voor cliënten met een arbeidshandicap, ook wel sociale werkplaats genoemd.

Zorgboerderij
Agrarisch bedrijf dat dagbesteding biedt aan cliënten met een beperking en soms ook aan cliënten met psychische problemen, jongeren met gedragsproblemen of (licht)delinquenten.


Slide 23 - Slide

Logeerhuis
Hier kunnen mensen met een beperking, een weekend logeren
- Ontlasting verzorgers thuis
- Mogelijkheden voor leggen nieuwe sociale contacten
- Voorbereiding op de stap van thuis naar een passende woonvorm


Ieder logeerhuis heeft zijn eigen sfeer en werkt vanuit een eigen visie.

Slide 24 - Slide

Intramuraal: woonvormen
  • Er is verpleging en verzorging nodig
  • Er is bescherming en verzorging nodig
  • Er is verzorging nodig, maar mensen zijn redelijk zelfstandig en zelfredzaam
  • Er is beperkte begeleiding en verzorging op afstand nodig

  • Kan zowel tijdelijk als permanent




Slide 25 - Slide

Ouderenzorg
Tegenwoordig is hulp gericht op zolang mogelijk zelfstandig thuis wonen
- Aanleunwoning/focuswoning: wonen zelfstandig, maar kunnen gebruikmaken van faciliteiten zorgcentrum (24 uur)

- Dagopvang: behandeling/structuur/ontlast de partner

Verpleeghuis
- Ouderen en volwassenen die vanwege een beperking intensieve begeleiding nodig hebben;
- Somatische (lichamelijk) en psychogeriatrische (mentaal) cliënten.




Slide 26 - Slide

Woonvormen voor specifieke doelgroepen
  • Asielzoekerscentrum: Tijdelijk verblijf, in afwachting of ze in NL kunnen blijven;
  • Begeleid-wonen projecten: Tijdelijk verblijf, doel om een zelfstandig bestaan op te bouwen;
  • Psychiatrische kliniek (GGZ): Tijdelijk of permanent verblijf vanwege een psychiatrische aandoening;
  • Zorghotel of herstellingsoord: Verblijf om te herstellen van een lichamelijke of geestelijke ziekte (Geen intensieve zorg nodig, maar kunnen ook nog niet naar huis);
  • Penitentiaire inrichting (PI): Verplicht verblijf door de rechter vastgelegd, werken aan terugkeer in de maatschappij (dagbestedingsprogramma: structuur, daginvulling, maar ook leren);
  • Welzijnsinstelling: Wijk- of buurtgerichte organisatie gericht op welzijn, samenlevingsopbouw, maatschappelijke participatie en onderwijs.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Waar staat de afkorting SAW voor?
A
Sociaal Anders Werk
B
Speciaal Algemeen Werk
C
Sociaal Algemeen Werk
D
Sociaal Agogisch Werk

Slide 29 - Quiz

Een logeerhuis is een huis waar mensen met een beperking, een weekend kunnen logeren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Zelfredzaamheid betekent...
A
Dat iemand dagelijkse activiteiten voor zichzelf en een ander kan doen.
B
Dat iemand zelfstandig keuzes kan maken.
C
Dat iemand dagelijkse activiteiten zelfstandig kan doen.
D
Dat iemand zijn eigen sterke en zwakke kanten kent.

Slide 31 - Quiz

Echtheid betekent dat de hulpverlener zichzelf is en geen trucjes toepast.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Wat is een sociale kaart?
A
Een overzicht met alle sociale contacten die een cliënt heeft.
B
Een overzicht met alle zorg- en welzijnsorganisaties in de regio.
C
Een overzicht hoe men sociaal met elkaar om kan gaan.
D
Een overzicht met alle zorg- en welzijnsorganisaties van de cliënt.

Slide 33 - Quiz

Als iemand thuis zorg krijgt waar nodig, wordt dit extramuraal genoemd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

Welke beroepen vallen onder maatschappelijke zorg (meerdere antwoorden mogelijk).
A
Pedagogisch medewerker
B
Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg
C
Sociaal maatschappelijk dienstverlener
D
Thuisbegeleider

Slide 35 - Quiz

Representativiteit, empathie, assertiviteit & betrokkenheid zijn 4 van de 6 pijlers beroepshouding.
Welke 2 onderstaande nog meer?
A
Integriteit
B
Inzetbaarheid
C
Flexibiliteit
D
Reflectief vermogen

Slide 36 - Quiz

Werken aan het de levenslijn

Slide 37 - Slide

Levenslijn
Je gaat met een groep van minimaal 2/maximaal 3 studenten een levenslijn maken. Een levenslijn is één lijn waarop alle leeftijden (ontwikkelingsfasen) worden genoteerd.


De levenslijn loopt van 0 tot 100 jaar. Een aantal ontwikkelingsaspecten en ontwikkelingstaken moeten hierin worden beschreven per ontwikkelingsfase. In de lessen BG wordt hier aandacht aan besteed.
Raadpleeg bij deze opdracht ook je boek.



Slide 38 - Slide

Levenslijn
Wat komt er in de levenslijn aan bod:
- Je benoemt met welke groepsgenoten je de opdracht hebt gemaakt;
- Je maakt online/op papier een levenslijn van 0-100 jaar;
- Je noteert alle ontwikkelingsfasen op de levenslijn, met de bijbehorende leeftijden;
- Je noteert een aantal ontwikkelingsaspecten per ontwikkelingsfase op de levenslijn;
- Je noteert per ontwikkelingsaspect een bijbehorend voorbeeld van een ontwikkelingstaak;
- Je noteert alle informatie in eigen woorden. Bij een te hoge plagiaatscore wordt dit gezien als fraude.




Slide 39 - Slide