N - werkwoordvervoeging tt regelmatig

Het werkwoord in de tegenwoordige tijd (das Präsens)
1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het werkwoord in de tegenwoordige tijd (das Präsens)

Slide 1 - Slide

Wisst ihr es noch? Das Verb sein.  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 2 - Drag question

Das Verb haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 3 - Drag question

Je weet al ...
Hoe vind je =

Slide 4 - Open question

(e)ettenten
ich stam+e
du stam+t
er/es/sie stam +t
wir stam+en
ihr stam+t
sie/Sie stam+en
Als de stam eindigt op een sisklank (s, ss, ß, x of z), is de uitgang bij du een -t in plaats van -st

Slide 5 - Slide

(e)ettenten
heißen de stam = heiß
ich heiß+e
du heiß+t
er/es/sie heiß +t
wir heiß+en
ihr heiß+t
sie/Sie heiß+en

Slide 6 - Slide

feesttenten
eettenten
wohnen
heißen
rennen
tanzen
reisen
schreiben
fassen
beißen

Slide 7 - Drag question

BELANGRIJK!
Als de stam van een werkwoord eindigt op -d of -t, dan krijgt de du- en er/sie/es-, en ihr-persoon een extra -e:

Reden (praten)
ich rede
du redest
er/sie/es redet
wir reden
ihr redet
Sie/sie reden

Slide 8 - Slide

Ihr . . . das Geschenk nie!
[finden]

Slide 9 - Open question

... du das Kind aus dem Wasser?
[retten]

Slide 10 - Open question

feesttenten
Wil je meer uitleg?
Zoek in YouTube op "feesttenten Duits"

of

kijk de uitlegfilmpjes via de online leeromgeving

Slide 11 - Slide