CKV kunstdiscipline ARCHITECTUUR

ARCHITECTUUR
1 / 30
next
Slide 1: Slide
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

ARCHITECTUUR

Slide 1 - Slide

0

Slide 2 - Video

Leerdoel
Aan het einde van deze les weet je wat 'architectuur' is en kun je deze kunstdiscipline onderzoeken en bespreken. 

Slide 3 - Slide

Wat is Architectuur?
Architectuur is de kunst van het ontwerpen van de gebouwde omgeving. Dit kunnen gebouwen zijn, maar ook interieurs, landschappen, meubels en steden. 
Belangrijk om te onthouden is dat architectuur een toegepaste kunstvorm is: het heeft niet alleen een esthetische waarde maar ook een functionele. Architectuur moet dus niet alleen mooi zijn, maar ook bruikbaar en stevig.
Wat bruikbaar en stevig is, daar wordt je het al snel over eens. 
Maar wanneer is een gebouw nou mooi? 





Slide 4 - Slide

6 Kenmerken:

  • functie
  • vorm
  • omgeving
  • materiaal
  • constructie 
  • visie

Slide 5 - Slide

Functie

Slide 6 - Slide

Functie
Al sinds de eerste vormen van architectuur kon je aan de vorm van een gebouw meteen de functie herkennen. Een kerk had een klokkentoren en een gerechtsgebouw een statige, klassieke entree met zuilen. Tegenwoordig ontwerpen nog maar weinig architecten traditionele, herkenbare gebouwen. Je kunt niet meer zo makkelijk aan de buitenkant zien of een gebouw bedoeld is om in te wonen of te werken. Toch hebben gebouwen vaak een bepaalde uitstraling die past bij hun functie. 





Slide 7 - Slide

Erasmusbrug (1996), Rotterdam, UN studios. 
Stadsdelen verbinden.
Tuibrug.
Grote overspanning zonder ondersteuning aan de onderkant.  
Geknikte assymetrische pilaar.
De open vorm en lichte kleur laat het geheel er licht uit zien. 
De brug is een verbinding tussen twee delen van Rotterdam. De brug is bepalend in de skyline van Rotterdam. Hij steekt af tegen de gebouwen er om heen. 
Beton en staal
Tuikabels dragen het wegdek.
Tussen de tuikabels en het wegdek zijn dempers aangebracht om beweging te dempen.
Bij de hoge ambities en uitstraling van dit gebied hoorde ook een brug met een uitstraling. 

Slide 8 - Slide

Vorm

Slide 9 - Slide

Vorm
Klassieke gebouwen hebben vaak symmetrische vormen, een statige gevel, een centrale entree en ornamenten (versieringen) die de status verhogen.
De eenvoudige doosvorm is kenmerkend voor het modernisme en bepaalt veel van de architectuur tussen 1930 en 1980. 
Organische vormen zijn niet-geometrische vormen die ontleend zijn aan de natuur, ooit geïntroduceerd door de Spaanse architect Gaudi. Nieuwe technologie maakt het tegenwoordig mogelijk om complexe, organische vormen te ontwerpen. 





Slide 10 - Slide

Omgeving

Slide 11 - Slide

Omgeving
Soms sluit nieuwe architectuur aan op de bestaande omgeving. Een nieuw gebouw gaat dan als het ware op in het ritme van de omringende gebouwen. Bijvoorbeeld doordat de hoogte, vorm, materialen en kleuren hetzelfde zijn. Maar een architect kan ook bewust kiezen voor een contrast, door een gebouw te ontwerpen dat sterk van zijn omgeving afwijkt. 








Slide 12 - Slide

Materiaal

Slide 13 - Slide

Materiaal
De gebruikte materialen dragen in belangrijke mate bij aan de uitstraling van een gebouw. Voor bankgebouwen worden luxe materialen gebruikt, zoals marmer. Metselwerk met bakstenen is typisch Hollands en geeft de gebouwen een vertrouwd uiterlijk. In de negentiende eeuw geven gewapend beton, staal en glas architecten ongekende nieuwe mogelijkheden. Hierdoor kunnen grotere en lichtere constructies worden ontworpen. 





Slide 14 - Slide

Constructie

Slide 15 - Slide

Constructie
Letterlijk betekent constructie het samenvoegen van verschillende delen. In de architectuur zorgt de draagconstructie ervoor dat een gebouw overeind blijft staan. De muren, vloeren en fundering dragen samen het gewicht. In moderne architectuur is meestal sprake van skeletbouw. Een skelet van stalen of betonnen kolommen draagt het gewicht en houdt het gebouw overeind. Een architect kan ervoor kiezen om het skelet ‘eerlijk’ zichtbaar te maken of te verbergen, bijvoorbeeld achter plaatwerk. 

Slide 16 - Slide

Visie

Slide 17 - Slide

Visie
Architecten bouwen vanuit een visie. Zij hebben ideeën over hoe gebouwen eruit moeten zien en moeten functioneren om er prettig in te wonen, te werken of samen te leven. De visies van architecten hebben dus grote invloed op ons dagelijks leven. Zo was ‘Less is more’, de slogan van de beroemde modernistische architect Mies van der Rohe. Zijn uitgangspunt was: geen decoratie, de functie bepaalt hoe een gebouw eruitziet. De postmodernistische architect Robert Venturi vond dat maar saai en zei: ‘Less is a bore’. Bij postmodernistische architectuur is er dan ook meer ruimte voor niet-functionele zaken, zoals ornamenten, uitbundige kleuren en een mix van verschillende bouwstijlen. 

Slide 18 - Slide

UNStudio
UNStudio werkt al sinds de oprichting met cliënten van over de hele wereld. De initialen UN staan voor United Network. Het bureau heeft een hele reeks projecten gerealiseerd in tal van disciplines, van openbare gebouwen en infrastructuur tot kantoren, meubels en stedenbouwkundige masterplannen.

Het opmerkelijke ontwerp van het Mercedes-Benz Museum doet de bezoekers vergeten dat ze zich in een museum bevinden. Het is gebaseerd op een uniek klaverbladconcept en bestaat uit drie elkaar overlappende cirkels waaruit het midden is weggehaald, zodat er een driehoekig atrium ontstaat.


Slide 19 - Slide

0

Slide 20 - Video

Slide 21 - Slide


Welke kenmerken zijn er gebruikt om de sfeer van dit gebouw vorm te geven?
A
visie, constructie, materiaal
B
omgeving, vorm, functie
C
a en b

Slide 22 - Quiz


"De architect is de modeontwerper van de toekomst", zegt van Berkel van UNStudio. Wat bedoeld hij daarmee?
A
architecten bouwen duurzaam
B
architecten zijn toekomstgericht
C
architecten moeten iets maken dat blijvend is
D
architecten 'kleden' de toekomst

Slide 23 - Quiz


Welke materialen vallen op aan het exterieur?


A
baksteen
B
glas
C
kunststof
D
natuursteen

Slide 24 - Quiz


Welke materialen vallen op aan het interieur?


A
beton en glas
B
staal en glas

Slide 25 - Quiz


Door welke visie heeft de architect zich laten leiden?



A
functionele architectuur
B
niet functionele architectuur

Slide 26 - Quiz

"De liften in het Mercedes Benz Museum brengen je terug in de tijd". Wat bedoeld van Berkel daarmee?

Slide 27 - Open question

Leg uit welk effect de 2 in elkaar grijpende spiraalvormige ruimtes uit het Mercedes Benz Museum hebben?

Slide 28 - Open question

Waarom gaat het bij het Mercedes Benz Museum niet alleen over architectuur?

Slide 29 - Open question


Hoe wordt de ervaring van 'reizen' door het Mercedes Benz Museum tot uiting gebracht?
A
het licht en donker dat op je af komt
B
de verandering van ervaringen
C
het licht en het theatrale
D
het licht en

Slide 30 - Quiz