This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Hoofdstuk 7 Geluid
Paragraaf 7.3 Geluidssterkte
Slide 1 - Slide
Waar ging de vorige les over ?
Wat toonhoogte inhoudt
Hoe de toonhoogte verandert kan worden
Wat frequentie inhoudt
Het verband tussen frequentie en toonhoogte
Wat een oscilliscoop is en wat je hier mee kunt doen
Wat het frequentiebereik van onze oren is
Slide 2 - Slide
Amplitude en geluidssterkte
Hoe hoger de amplitude, hoe harder het geluid
Hoe groter de amplitude, hoe groter de kracht
Hoe meer kracht, hoe groter het verschil in luchtdruk
Slide 3 - Slide
Decibel
Je kunt de geluidssterkte meten
Aangegeven in decibel (A)
A betekent: rekening gehouden met menselijk gehoor
Hoe verder weg je staat, hoe minder sterk het geluid
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
gehoordrempel en pijngrens
Wat je net kan horen
Wanneer geluid pijn begint te doen
Slide 6 - Slide
Als ik een stemvork laat trillen en daarna sla ik deze harder aan, dan wordt de amplitude...
A
groter
B
kleiner
C
blijft hetzelfde
Slide 7 - Quiz
Als de amplitude van een trilling verandert, dan veranderen ook...
A
de toonhoogte en de geluidssterkte
B
de luchtdruk en de toonhoogte
C
de geluidssterkte en de luchtdruk
Slide 8 - Quiz
De pijngrens qua gehoor ligt rond de...
A
100 db(A)
B
200 db(A)
C
140 db(A)
D
240 db(A)
Slide 9 - Quiz
De (A) achter decibel geeft aan dat er rekening wordt gehouden met...
A
de afstand
B
de hoeveelheid geluid
C
de leeftijd van de persoon
D
het menselijk gehoor
Slide 10 - Quiz
Een geluid van 10 Hz wordt met 110 dB(A) uitgezonden. Kunnen wij dit horen?
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
Er wordt een decibel meter bij een grote luidspreker gehouden. 20 Meter verderop staat ook iemand met een decibelmeter. Wat zal de man die verderop staat meten?
A
Hetzelfde aantal dB
B
Een hoger aantal dB
C
Een lager aantal dB
Slide 12 - Quiz
Een stemvork trilt met een hele lage amplitude. Het geluid zal...