Frans b1 Week van 23-10

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Vorige lessen

Voor de vakantie:

E Regarder

F: Lire

Dit was geen huiswerk in verband met de vakantie.

De meeste hebben het echter wel af.

Vandaag:

Herhaling meervoud.

Het persoonlijk voornaamwoord en het werkwoord hebben.

So erg goed gemaakt. Mijn complimenten.

Volgende week leren woorden.

Dit so telt niet mee als punt.

Het is handig dit wel te leren omdat de week erop een proefwerk is.

So gemist, volgende week maken.

Dus bij het meervoud: 

Le/la/les                     wordt LES     

Achter het zelfstandig naamwoord komt een "S"

Le livre                      LES livres      

La table                      LES livres   

Wat is het meervoud van 'le livre'?

1. les livre
2. la livres
3. les livres
4. le livres

Hoe wordt 'le chat' in het meervoud geschreven?

1. les chat
2. le chats
3. les chats
4. la chats

Wat is het meervoud van 'l'arbre'?

1. les arbre
2. les arbres
3. le arbres
4. la arbres

Hoe wordt 'la maison' in het meervoud geschreven?

1. le maisons
2. les maison
3. les maisons
4. la maisons

Wat is het meervoud van 'le stylo'?

1. la stylos
2. les stylos
3. le stylos
4. les stylo

ik

jij

hij (een mannelijke persoon)

zij (eén vrouwelijke persoon)

Wij

U/Jullie 

Zij (meer personen)

Zij (meer vrouwelijke personen)

De persoonlijke voornaamwoorden:

je j'

tu

Il

Elle

Nous 

Vous

Ils 

Elles

Link naar de uitleg in de methode

https://apps.noordhoff.nl/se/content/theme/4a67ac29-428c-4e5c-8a8d-73035f050f27/contentUnit/9bdccb15-7f2a-4dad-b0de-0dc97a19f4de

ik
jij
hij
zij
wij
jullie
zij(m)
zij (v)
men

Les pronoms personnels

Je

Elles

Nous

il

Tu

Elle

Vous

ils

On

Wat is het Franse woord voor: ik

Wat is het Franse woord voor: ik

Wat is het Franse woord voor: jij

Wat is het Franse woord voor: hij

Wat is het Franse woord voor: zij (een vrouw)

Wat is het Franse woord voor: zij (meervoud mannen en vrouwen)

Wat is het Franse woord voor: zij (meervoud vrouwen)

Wat is het Franse woord voor: wij

Wat is het Franse woord voor: jullie/u

le verbe avoir  (présent)

j'ai = ik heb

tu as = jij hebt

il/elle a = hij/zij heeft

on a = men heeft, we hebben

nous avons = wij hebben

vous avez = jullie hebben/u heeft

ils/elles ont = zij hebben (m/v).

avoir=hebben

Avoir: il,elle,on

Avoir: nous

Avoir: vous

Avoir: ils,elles

Avoir: tu

Avoir: j'

avons

ont

ai

avez

as

a

Huiswerk voor volgende week.

alles wat op opnieuw maken staat en/of afmaken

E Regarder

F: Lire

De meeste mensen hebben dit reeds af.

Maken:

G: Phrases Clés et Parler

H: Grammaire et écrire.

Om 15:30 lezen we samen blz 43/F24