Ik kan informatie uit een tekst vergelijken met mijn eigen kennis en ervaring.
Ik kan verbanden leggen tussen fictie en werkelijkheid.
we beginnen met 10 minuten lezen
timer
10:00
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Dinsdag 10 december
leerdoelen deze les:
Ik kan informatie uit een tekst vergelijken met mijn eigen kennis en ervaring.
Ik kan verbanden leggen tussen fictie en werkelijkheid.
we beginnen met 10 minuten lezen
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Nakijken gemaakte opdrachten
Wat: Gemaakte opdrachten bespreken en nakijken
Tijd: 10 minuten
paragraaf 2
Slide 2 - Slide
apps.noordhoff.nl
Slide 3 - Link
Fictie:
Verzonnen of fantasie.
Doel: amuseren.
Strip, boek, gedicht, film, tv-serie, kort verhaal, sprookje, etc.
Slide 4 - Slide
Fictie: realistisch of niet-realistisch
Geldt alleen voor fictie.
Realistische fictie: een verhaal dat in het echt zou kunnen gebeuren.
Niet-realistische fictie: een verhaal dat in het echt onmogelijk zou kunnen gebeuren.
Slide 5 - Slide
Non-fictie
- Zakelijke tekst.
- Is echt waar/gebeurd (feiten).
- Doel: informeren.
- Kranten, tijdschriften, leerboeken, etc.
Slide 6 - Slide
Het weerbericht in de krant voor het weer van vandaag.
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 7 - Quiz
Een aflevering van een soapserie.
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 8 - Quiz
De gebruikshandleiding voor je nieuwe telefoon.
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 9 - Quiz
Een beoordeling van schooltassen op een website die producten vergelijkt.
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 10 - Quiz
De musical 'Hotel te koop' voor groep 8.
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 11 - Quiz
Een stripverhaal van Donald Duck in de krant.
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 12 - Quiz
Zelfstandig werken
Boek of digitaal paragraaf 3 thema on/off
nieuwsbegrip week 50
Heb je een vraag? Steek je vinger op!
timer
15:00
Slide 13 - Slide
Nabespreken
Wat kan er gebeuren als je fictie leest? Kies minimaal twee antwoorden. A. Je bent nieuwsgierig naar hoe het verdergaat. B. Je denkt even niet aan jezelf en je eigen leven. C. Je kunt iets herkennen van wat je zelf ook voelt of meemaakt. D. Je kunt je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn. E. Je kunt je voorstellen hoe het is om in een andere wereld te leven. F. Iets anders, namelijk...
Houd je meer van fantasieverhalen of van realistische verhalen. Leg uit.
Slide 14 - Slide
Thema C, §3 #Selfie
Slide 15 - Slide
Voor de volgende les...
weet ik wat fictie en non-fictie is.
kan ik verbanden leggen tussen fictie en werkelijkheid.