1: Janneke wil graag chocolade eten, ........ zij heeft geen chocolade in huis.
2: Henk maakt graag een escaperoom ......... daar genieten de leerlingen van.
3: Mohammed wil graag iets vragen voordat hij naar huis gaat, ......... anders
kan hij zijn huiswerk niet maken.
4: De deur van de woonkamer moet dicht, ......... het anders koud wordt.
5: Ik vind grammatica het leukste onderdeel van onze taal, ......... daar denkt
niet iedereen zo over.
Je krijgt hiervoor 2 minuten