2havo - Lezen H3

2havo
Nederlands
 januari 2021
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

2havo
Nederlands
 januari 2021

Slide 1 - Slide

Online lessen afspraken
Wie? Jij
Wat? Zit achter een tafel of bureau. Doet mee met de les. Stelt vragen in de chat
Waar? Thuis
Hoe? Doet oortjes in, camera aan, microfoon uit.



Slide 2 - Slide

Planning
* Terugblik huiswerk Kijken en Luisteren naar reportages
* Aan de slag met Lezen H3 (Tekstverbanden en signaalwoorden)

Slide 3 - Slide

Terugblik
Wat weet je nog van woensdag?

Slide 4 - Slide

Wat is een reportage?
A
Presentatie van een programma
B
Verslag van een gebeurtenis of onderzoek
C
Onderzoek
D
Nieuwsuitzending

Slide 5 - Quiz

Waaraan herken je een reportage?
A
andere filmtechniek
B
duidelijke aanleiding
C
ondersteunende filmbeelden
D
duidelijke inleiding

Slide 6 - Quiz

Wat heb je geleerd over kijken en luisteren naar reportages?

Slide 7 - Open question

Wat is vaak de reden dat een reportage tot stand komt?

Slide 8 - Open question

Doel deze les
Aan het einde van de les ken je de tekstverbanden: voorwaardelijk, samenvattend, doel-middel en toegevend 

Slide 9 - Slide

Startopdracht in Padlet
Welke woorden horen bij elkaar?
actie voor veilig kruispunt – beter zicht – betere conditie – betere ploeg – bril – brommer – cake – diploma – geen pijn meer – hardlopen – oven – paracetamol – school – sparen – stoplichten – teamtraining – veilig verkeer

Slide 10 - Slide

Wat ontbreekt in deze tekst?

Slide 11 - Slide

Wanneer spreken we van een tekstverband?
A
als het allemaal hetzelfde is
B
als er samenhang is
C
als dingen met elkaar te maken hebben
D
als begin en eind van de tekst kloppen

Slide 12 - Quiz

Welke tekstverbanden ken je al?

Slide 13 - Mind map

Welke tekstverband in deze zin:
Mijn broertje is vies, omdat hij doucht nooit.
A
oorzakelijk
B
concluderend
C
redegevend

Slide 14 - Quiz

Wat was het signaalwoord?

Slide 15 - Open question

Welke tekstverband in deze zin:
Mijn broertje is vies, dat komt door de kapotte douche.
A
oorzakelijk
B
concluderend
C
redegevend

Slide 16 - Quiz

Wat was het signaalwoord?

Slide 17 - Open question

Welke tekstverband in deze zin:
Mijn broertje doucht nooit, daarom is hij vies.
A
oorzakelijk
B
concluderend
C
redegevend

Slide 18 - Quiz

Wat was het signaalwoord?

Slide 19 - Open question

Lezen: tekstverbanden H2
Wat is het verschil tussen de 3 zinnen?

Mijn broertje is vies, omdat hij nooit doucht.
Mijn broertje is vies, dat komt door de kapotte douche.
Mijn broertje doucht nooit, daarom is hij vies.




Slide 20 - Slide

Lezen: tekstverbanden
 

Deze ken je al uit H2 




Slide 21 - Slide

Lezen: tekstverbanden H3
Bekijk de video in NN. 

Over 5 minuten hier terug! 





Slide 22 - Slide

Welke vier tekstverbanden zijn opgenoemd?

Slide 23 - Open question

Welke signaalwoorden horen bij een samenvattend verband?
A
Adhv, zodat, om te, dmv, met, mbv, middels en opdat
B
Als, als dan, indien, tenzij, wanneer,
C
Kortom, met andere woorden en al met al.
D
Ook al, zij het dat, weliswaar, alhoewel, ofschoon, desondanks,

Slide 24 - Quiz

Vragen?
>> Stel vragen in de chat

Slide 25 - Slide

Doel-middel
samenvattend
Toegevend
Voorwaardelijk
Welk middel wordt gebruik om doel te bereiken. 
Een verkorte weergave informatie uit tekst.
andere kant van een zaak aangeven.
onder welke voorwaarde iets gebeurd.

Slide 26 - Drag question

Opdrachten maken
H3 Lezen opdr. 1
Klaar? Begin aan 2.
timer
10:00

Slide 27 - Slide

Lesdoel behaald?

Slide 28 - Slide

Wat was nieuw deze les?

Slide 29 - Open question

Wanneer spreken we van een tekstverband?

Slide 30 - Open question

Doel-middel
samenvattend
Toegevend
Voorwaardelijk
Welk middel wordt gebruik om doel te bereiken. 
Een verkorte weergave informatie uit tekst.
andere kant van een zaak aangeven.
onder welke voorwaarde iets gebeurd.

Slide 31 - Drag question

Welke signaalwoorden horen bij een toegevend verband?
A
Adhv, zodat, om te, dmv, met, mbv, middels en opdat
B
Als, als dan, indien, tenzij, wanneer,
C
Kortom, samengevat, met andere woorden en al met al.
D
Ook al, zij het dat, weliswaar, alhoewel, ofschoon, desondanks,

Slide 32 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij een voorwaardelijk verband?
A
Adhv, zodat, om te, dmv, met, middels en opdat
B
Als, indien, tenzij, wanneer, als dan
C
Kortom, samengevat, met andere woorden en al met al.
D
Ook al, zij het dat, weliswaar, alhoewel, ofschoon, desondanks,

Slide 33 - Quiz

Wat wordt bedoeld met een toegevend verband?

Slide 34 - Open question

HUISWERK
Lezen: in je leesboek 15 minuten

Maken: Lezen opdr. 2 

Slide 35 - Slide