Gezondheid (3)

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Goedemorgen!

Welkom bij de les

Hoe gaat het?

9.30 - 9.35 Start les

9.35- 9.45 Kijk naar het plaatje - Wat zie je? Schrijf het woord.

9.45 - 10.00 Het hoofd en het gezicht

10.00 - 10.15 Bingo!

10.15 - 10.15 Praat samen - Waar heb je last van?

10.15 - 10.30 Oefenen: spreken

10.30 - 10.45 Het werkwoord 'gaan'

10.45 - 11.00 Pauze

11.00 - 11.20 Leesteksten / woordzoeker

11.20 - 11.30 Leesteksten bespreken

11.30 - 11.40 Zinnen maken

11.40 - 11.50 Zinnen bespreken

11.50 - 12.00 Woorden vormen (letter voor letter)

Programma

• Je leert meer over gezondheid

Wat zie je?

Kijk naar het plaatje. Schrijf het woord.

de wachtkamer

de arts

de dokter / de huisarts

de tandarts

de receptie

de apotheek

de pleister

de pil / het tablet

de prik

de spray

de druppels

de zalf / de crème

Het hoofd en het gezicht

Opdracht: Maak een tekening (drawing) van een gezicht. 

Schrijf de woorden bij het gezicht.

gaan

ik ga

jij / u gaat

zij / hij / u gaat

wij / jullie / zij gaan

(!) Ga jij?

gaan

• ik ga naar de tandarts.
• jij gaat morgen naar de tandarts.
• zij gaat morgen om 16.00 uur naar de tandarts.
• wij gaan morgen om 16.00 uur met onze kinderen naar de tandarts.

• Ga jij morgen naar de tandarts?

Goed of fout?

Opdracht: Goed? Ga zitten. Fout? Ga staan.

1. Hij ga naar de dokter.
2. Gaan jullie om 15.30 naar de tandarts?
3. Gaat jij om 16.45 naar de huisarts?
4. De dokter gaat in mijn arm prikken.
5. Anouk gaan om 14.15 naar de apotheek.
6. Ik gaan een pleister op mijn wond doen.
7. Ga u in de wachtkamer zitten?
8. Zij gaat de zalf op haar been smeren.

Antwoorden

1. Hij gaat naar de dokter. 
2. Gaan jullie om 15.30 naar de tandarts?
3. Ga jij om 16.45 naar de huisarts?
4. De dokter gaat in mijn arm prikken.
5. Anouk gaat om 14.15 naar de apotheek.
6. Ik ga een pleister op mijn wond doen.
7. Gaat u in de wachtkamer zitten?
8. Zij gaat de zalf op haar been smeren.

Bingo!

Opdracht: We spelen een spel over het lichaam.

Oefenen

Opdracht: Maak de oefeningen op het werkblad.

Oefenen: spreken

Einde van de les

Opdracht: Luister naar het woord. Schrijf allemaal één letter. 

Maak samen het woord.

Oefen thuis

Opdracht: Oefen met de lichaamsdelen.