Havo/VWO 2 H7 Bevolkingskenmerken paragraaf 1

Demografische transitie
Leerdoelen:
– Je weet hoe natuurlijke bevolkingsgroei tot stand komt.
– Je weet wat demografische transitie inhoudt.
– Je begrijpt waarom in de tweede en derde fase van het demografische-transitiemodel de natuurlijke bevolkingsgroei hoog is.
– Je begrijpt waarom het geboortecijfer in ontwikkelingslanden hoger is dan in ontwikkelde landen.
– Je begrijpt waarom het sterftecijfer in ontwikkelingslanden hoger is dan in ontwikkelde landen.
– Je kunt het geboorteoverschot of sterfteoverschot berekenen.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Demografische transitie
Leerdoelen:
– Je weet hoe natuurlijke bevolkingsgroei tot stand komt.
– Je weet wat demografische transitie inhoudt.
– Je begrijpt waarom in de tweede en derde fase van het demografische-transitiemodel de natuurlijke bevolkingsgroei hoog is.
– Je begrijpt waarom het geboortecijfer in ontwikkelingslanden hoger is dan in ontwikkelde landen.
– Je begrijpt waarom het sterftecijfer in ontwikkelingslanden hoger is dan in ontwikkelde landen.
– Je kunt het geboorteoverschot of sterfteoverschot berekenen.

Slide 1 - Slide

Demografische transitie
Demografie = Studie die kijkt naar:
  • aantal inwoners van een land;
  • leeftijdsgroepen;
  • afkomst.

Demografische transitie = de verandering in geboorte- en sterftecijfers door ontwikkeling van een land.

Slide 2 - Slide

Geboortecijfer
Het aantal geboorten per 1000 inwoners per jaar.


Sterftecijfer

Aantal sterfgevallen per 1000 inwoners per jaar

Slide 3 - Slide

Geboortecijfer 
Aantal geboortes per 1000 inwoners. 

Aantal geboortes 
__________________         x 1.000 = geboortecijfer
Bevolking 

(Sterftecijfer bereken je op exact dezelfde wijze)

Slide 4 - Slide

wat is natuurlijke bevolkingsgroei?

geboortecijfer - sterftecijfer

hoger geboortecijfer dan sterftecijfer = geboorteoverschot

hoger sterftecijfer dan geboortecijfer = sterfteoverschot

Slide 5 - Slide

Bevolkingsgroei
Groei: hoger geboortecijfer dan sterftecijfer.

Krimpen: hoger sterftecijfer dan geboortecijfer.

Slide 6 - Slide

Even oefenen
  •  In Nederland werden in 2020 136.000 baby's geboren. Nederland had toen 17.345.000 inwoners. Bereken het geboortecijfer
  • 136.000 : 17.345.000 x 1000 = 7,8 --> geboortecijfer

  • In Nigeria werden in 2020 6.323.825 baby's geboren. Nigeria had toen 200.000.000 inwoners. Bereken het geboortecijfer. 
  • 6.323.825 : 200.000.000 x 1000 = 316,2 --> geboortecijfer

Slide 7 - Slide

Bereken:
  • Geboortecijfer
  • aantal inwoners: 12.540.000
  • aantal geboortes: 23.438
  • 1,8
  • Aantal geboorten 
  • aantal inwoners: 65.300.000
  • geboortecijfer: 5,6 
  • 365.680 
  • geboortecijfer / 1000 X aantal inwoners

Slide 8 - Slide

Bereken:
  • Geboortecijfer
  • aantal inwoners: 6.584.000
  • aantal geboortes: 86.300
  • 13,1
  • Aantal geboorten 
  • aantal inwoners: 4.520.000
  • geboortecijfer: 8,4
  • 37.968 
  • Aantal sterfgevallen
  • aantal inwoners: 12.000.000
  • sterftecijfer: 5,4
  • 64.800

Slide 9 - Slide

Bereken:
  • Sterftecijfer
  • aantal inwoners: 25.000.000
  • aantal sterfgevallen: 68.400
  • 2,7 
  • Aantal geboorten 
  • aantal inwoners: 25.000.000
  • geboortecijfer: 8,9
  • 222.500 
  • Natuurlijke bevolkingsgroei 
  • 8,9 - 2,7 = 6,2 (geboorte-overschot)

Slide 10 - Slide

Bereken:
  • Sterftecijfer
  • aantal inwoners: 30.000.000
  • aantal sterfgevallen: 90.000
  • 3,0
  • Aantal geboorten 
  • aantal inwoners: 30.000.000
  • geboortecijfer: 2,4
  • 72.000
  • Natuurlijke bevolkingsgroei 
  • 2,4 - 3,0 = -0,6 (sterfte-overschot)

Slide 11 - Slide

Aan de slag!

  • Leren: Demografisch transitiemodel
  • Je moet van elke fase weten of het geboortecijfer, sterftecijfer en de totale bevolking stijgt, gelijk blijft of daalt
  • Ook wat dit betekent
  • Hoe zou je dit kunnen leren? 

Slide 12 - Slide

BRON 3

Slide 13 - Slide

BRON 5

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Fase 1
  • Hoog geboortecijfer
  • Hoog sterftecijfer
  = bevolking blijft gelijk

Fase 3
  • Daling geboortecijfer
  • Laag sterftecijfer
  = bevolking groeit

Fase 2
  • Hoog geboortecijfer
  • Daling sterfecijfer
  = bevolking groeit

Fase 4
  • Laag geboortecijfer
  • Laag sterftecijfer
 = bevolking blijft gelijk (of krimpt)

Slide 16 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdracht 3 t/m 6 & 9
Blz. 2 werkboek

Slide 17 - Slide

Demografische transitie
Leerdoelen:
– Je weet hoe natuurlijke bevolkingsgroei tot stand komt.
– Je weet wat demografische transitie inhoudt.
– Je begrijpt waarom in de tweede en derde fase van het demografische-transitiemodel de natuurlijke bevolkingsgroei hoog is.
– Je begrijpt waarom het geboortecijfer in ontwikkelingslanden hoger is dan in ontwikkelde landen.
– Je begrijpt waarom het sterftecijfer in ontwikkelingslanden hoger is dan in ontwikkelde landen.
– Je kunt het geboorteoverschot of sterfteoverschot berekenen.

Slide 18 - Slide

Fase 1
Fase 1: 
Hoge geboortecijfers.
Hoge sterftecijfers.
Natuurlijke bevolkingsgroei: stabiel of langzame toename.

Fase 2
Fase 2: 
Hoge geboortecijfers
Snel dalende sterftecijfers.
Natuurlijke bevolkingsgroei: hele snelle ..bevolkingstoename

Fase 3
Fase 3: 
Snel dalende geboortecijfers.
Langzaam dalende sterftecijfers..
Natuurlijke bevolkingsgroei: groei wordt langzaam minder.

Fase 4
Fase 4: 
Lage geboortecijfers.
Lage sterftecijfers.
Natuurlijke bevolkingsgroei: weinig of geen groei.

Fase 5
Fase 5: 
Dalende geboortecijfers.
Stijgende sterftecijfers.
Natuurlijke bevolkingsgroei: langzame ..bevolkingsafname..

Demografisch transitiemodel
Demografische transitie = De overgang van hoge geboortecijfers en hoge sterftecijfers naar lage geboortecijfers en lage sterftecijfers

Slide 19 - Slide