Herhalingsopdrachten Wat mag wel wat mag niet?

Herhalingsopdrachten
Wat mag wel en wat mag niet?


vmbo 
1 / 51
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhalingsopdrachten
Wat mag wel en wat mag niet?


vmbo 

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen een recht en een plicht?

Slide 2 - Open question

Welke plichten heb je op school?

Slide 3 - Open question

Belasting betalen
A
Recht
B
Plicht

Slide 4 - Quiz

Stemmen tijdens verkiezingen
A
Recht
B
Plicht

Slide 5 - Quiz

Wachten met oversteken tot het stoplicht groen is
A
Recht
B
Plicht

Slide 6 - Quiz

Een uitkering aanvragen als je werkloos wordt
A
Recht
B
Plicht

Slide 7 - Quiz

Hoe weet je welke straf je kan krijgen als je de wet overtreedt?

Slide 8 - Open question

Geef van elk van onderstaande delicten aan of het een misdrijf of een overtreding is.

1 diefstal 2 inbraak 3 door rood licht rijden 4. Openbare dronkenschap

Slide 9 - Open question


A
overtreding
B
misdrijf

Slide 10 - Quiz

De rechten en plichten van burgers zijn in wetten vastgelegd.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

We kennen rechten en plichten,
een voorbeeld van een recht is:
A
de vaatwasser inpakken
B
belasting betalen
C
je huiswerk maken
D
goed onderwijs

Slide 12 - Quiz

Juist of onjuist?
Een recht is iets dat mag.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Het bijwonen van de online lessen van Het College Vos is een voorbeeld van:
A
een recht
B
een plicht

Slide 14 - Quiz

We kennen rechten en plichten.
Een voorbeeld van een plicht is:
A
sporten
B
belasting betalen
C
een nieuwe iphone
D
goed onderwijs

Slide 15 - Quiz

Een strafbaar feit is:
A
Het overtreden van de wet.
B
een dader
C
Je houden aan de regels uit het wetboek
D
een slachtoffer

Slide 16 - Quiz

Wat is de taak van de officier van justitie?
A
Bewijzen dat de verdachte schuldig is.
B
Bepalen of een verdachte schuldig of onschuldig is.
C
Bepaalt de hoogte van de straf die de verdachte krijgt.
D
Bewijzen dat de verdachte onschuldig is.

Slide 17 - Quiz

Wie bepaalt of een verdachte schuldig is?
A
Rechter
B
Advocaat
C
Verdachte
D
Officier van justitie

Slide 18 - Quiz

Wie bepaalt de straf die een schuldige verdachte krijgt?
A
Advocaat
B
Jury
C
Rechter
D
Officier van justitie

Slide 19 - Quiz

Is levenslang ook echt levenslang in Nederland?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Als iemand het niet eens is met de uitspraak van de rechter dan kan hij/zij..
A
in hoger beroep gaan
B
niets
C
protest aantekenen
D
zijn/haar mond houden.

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Video

Wanneer is het Prinsjesdag?
A
Iedere week op dinsdag
B
Wanneer de koning een persconferentie wil geven.
C
Iedere 3e dinsdag in september
D
Altijd in september, dag en datum verschillen.

Slide 23 - Quiz

Wat gebeurt er op Prinsjesdag?
A
De inwoners van Nederland kiezen wie er in het parlement komt.
B
De koning kiest mensen die samen met hem het land besturen.
C
Zieke mensen hoeven nooit te werken.
D
De regering presenteert nieuwe wetten.

Slide 24 - Quiz

Voor jongeren van 12 - 18 jaar
Overtredingen
Lichte misdrijven
Zware misdrijven

Slide 25 - Drag question

Voor jongeren onder de 18 jaar is er de
A
Kantonrechter
B
Politierechter
C
Meervoudige rechter
D
Jeugdrechter

Slide 26 - Quiz

Voor zware misdrijven is er de...
A
Politierechter
B
Kantonrechter
C
Jeugdrechter
D
Meervoudige rechter

Slide 27 - Quiz

Wat is een dagvaarding?

Slide 28 - Open question

Waarom is een rechter onafhankelijk?

Slide 29 - Open question

Rechter
Advocaat
Ovj
Bode
Griffier
Verdachte
Journalist
Publiek

Slide 30 - Drag question

Verdachte
Rechters
Advocaat
OvJ

Slide 31 - Drag question

Pleidooi
Werkt voor de overheid
Requisitoir
Onafhankelijk

Slide 32 - Drag question

Wie klaagt de verdachte aan?
A
de rechter
B
de verdachte
C
de advocaat
D
de officier van justitie

Slide 33 - Quiz

Wie was de eerste regeringsleider van Nederland?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem IV

Slide 34 - Quiz

Het parlement bestaat uit...
A
Koning en ministers
B
Eerste en Tweede Kamer
C
Tweede Kamer
D
Koning en de Tweede Kamer

Slide 35 - Quiz

Eerste grondwet met wetten en plichten. 
Koning wordt regeringsleider.
Koning minder macht.
Voortaan minister-president.
1798
1814
1848

Slide 36 - Drag question

Wat is een rechtsstaat?

Slide 37 - Open question

De wetten in de grondwet gelden niet voor de overheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

In Nederland heeft de koning de macht om een wet aan te passen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

Geef minimaal twee voorbeelden van grondrechten in Nederland.

Slide 40 - Open question

Democratie is ontstaan in....
A
Rome
B
Athene
C
Milaan
D
Sparta

Slide 41 - Quiz

In een democratie beslissen burgers wie en hoe een land wordt bestuurd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quiz

De leden van de Tweede Kamer worden direct gekozen door burgers.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quiz

Waarom is de VN opgericht?

Slide 44 - Open question

De VN zijn een ... organisatie.
A
Europese
B
Nederlandse
C
wereldwijde

Slide 45 - Quiz

... zijn lid van de VN.
A
Alle landen uit Europa
B
Landen van over de hele wereld

Slide 46 - Quiz

De Universele Verklaring geldt voor alle landen van de VN.
A
juist
B
onjuist

Slide 47 - Quiz

Amnesty International controleert de Verenigde Naties.
A
juist
B
onjuist

Slide 48 - Quiz

Een taak van de VN is...
A
Vluchtelingen helpen
B
Strijdende krachten in oorlog uit elkaar halen
C
Landen een geldboete geven
D
Landen verplichten om iedereen gelijk te behandelen.

Slide 49 - Quiz

Wat staat er in de grondwet?

Slide 50 - Open question

Wie was de eerste regeringsleider van Nederland?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem IV

Slide 51 - Quiz