Klas 3 week 50 les 1 2021

Lesdoelen (buts)


Je leert woorden die te maken hebben met reizen en vervoer

Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga via Naslag naar
Arrêt Chapitre 3
Phrases-clés C
Frans-Nederlands
* Luister naar de uitspraak
* Noteer de woorden/zinnen F-N in je schrift 
* Oefen in blokjes van 5
* Zet een * voor woorden/zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lesdoelen (buts)


Je leert woorden die te maken hebben met reizen en vervoer

Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga via Naslag naar
Arrêt Chapitre 3
Phrases-clés C
Frans-Nederlands
* Luister naar de uitspraak
* Noteer de woorden/zinnen F-N in je schrift 
* Oefen in blokjes van 5
* Zet een * voor woorden/zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

Slide 1 - Slide

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- Heb ik een instructiefilmpje gezien t.a.v. de passé composé
- Heb ik aantekeningen gemaakt
- Heb ik de geleerde grammaire toegepast
- Weet ik hoe ik de toets leesvaardigheid kan voorbereiden








Slide 2 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
We gaan kijken naar een instructiefilmpje over de passé composé

Maak aantekeningen!

Tot slot gaan we de geleerde grammaire toepassen.


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

choisir = kiezen
Hoe zeg je: hij heeft gekozen

Slide 5 - Open question

il a choisi
hij heeft gekozen

Slide 6 - Slide

réfléchir = nadenken
Hoe zeg je: wij hebben nagedacht

Slide 7 - Open question

nous avons réfléchi
wij hebben nagedacht

Slide 8 - Slide

voyager = reizen
Hoe zeg je: u heeft gereisd

Slide 9 - Open question

vous avez voyagé
u heeft gereisd

Slide 10 - Slide

de fiets nemen = prendre le vélo
Hoe zeg je: zij (mnl.mv) zij hebben de fiets genomen

Slide 11 - Open question

ils ont pris le vélo
zij hebben de fiets genomen

Slide 12 - Slide

zijn = être
hoe zeg je: jij bent geweest

Slide 13 - Open question

jij bent geweest
tu as été

Slide 14 - Slide

faire = doen/maken
Hoe zeg je: u heeft gemaakt?

Slide 15 - Open question

u heeft gemaakt
vous avez fait

Slide 16 - Slide

attendre = wachten
Hoe zeg je: ik heb gewacht

Slide 17 - Open question

j'ai attendu
ik heb gewacht

Slide 18 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
Doen/maken weektaak deze week

of

Lees bij studievaardigheden de tips door t.a.v. leesvaardigheid
en leer de woordenlijst lees- en luistervaardigheid


Slide 19 - Slide

Leesvaardigheid
1. Wat moet je doen? Leer de woordenlijst leesvaardigheid
2. Hoe moet je dat aanpakken? Opschrijven - WRTS etc.
3. Hulp, bij wie en waar? Bij de klasgenoot die naast je zit of je steekt je hand op dan komt de docent: geluidsniveau: buurstem
4. Tijd, hoeveel krijg je?  Tot 5 min. voor einde les
5. Uitkomst, wat doen we ermee? Toepassen bij toets
6. Klaar, wat ga je doen? Weektaak maken/leren

Slide 20 - Slide

Zelfstandig aan de slag met weektaak

In stilte werken zolang de timer loopt.
timer
20:00

Slide 21 - Slide