Geef per zin aan of het voorbeeld meer bij een groepsgerichte of individugerichte cultuur past.
• ‘Mijn kinderen moeten om acht uur naar bed.’
• ‘Ik weet niet waar ik naartoe ga op vakantie, want dat moet ik nog met mijn ouders en broer bespreken.’
• ‘Ik wil graag verhuizen naar de Verenigde Staten, maar wie zal er voor mijn ouders zorgen?’
• ‘Kan ik woensdagavond langskomen?’ ‘Nee sorry, dan heb ik een avondje voor mezelf.’
• ‘Je oom heeft toch een eigen bedrijf? Heeft hij geen werk voor mij?’
• ‘Kom je volgende week dinsdag koffiedrinken?’ ‘Ik zal even in mijn agenda kijken of ik kan.’
• ‘Volgende week vier ik mijn verjaardag. Tussen 14:00 en 17:00 uur ben je van harte welkom!’