Starttaal Vooraf T5 H6

Nederlands
THEMA 5     VERVOER 


H6
Spreken

1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Nederlands
THEMA 5     VERVOER 


H6
Spreken

Slide 1 - Slide

Terugblik vorige les

Slide 2 - Slide





Zet het woord
in het enkelvoud meervoud .





Waar let je op bij het invullen van een formulier?
Lees het formulier 
eerst helemaal.
Schrijf leesbaar.
Gebruik BLOKLETTERS.
Controleer 
het formulier
alles ingevuld?
- alles juist ingevuld?
 Onderteken
het formulier

(als dat nodig is)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Doelen                                               .
- Ik begrijp wat meningen en argumenten zijn.

- Ik kan mijn mening geven.

- Ik kan met argumenten uitleggen waarom ik die mening heb.


Slide 5 - Slide

Wat gaan we doen?
1. theorie

2. opdrachten maken

3. evalueren

Slide 6 - Slide

theorie

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

de mening 
het argument
wat je vindt van iets
=
uitleggen waarom 
je iets vindt
Ik vind ....
Ik denk ...
... , omdat ...
... , want ...

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat vind JIJ? En waarom?






Houd je aan de spreekregels!
Ik vind .... , omdat ...

Ik denk ... , want ....
geef je mening !

Slide 12 - Slide

gezamenlijk
opdracht maken

Slide 13 - Slide

gezamenlijk
opdracht maken

Slide 14 - Slide

blz. 73

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

blz. 73

Slide 17 - Slide

blz. 74

Slide 18 - Slide

blz. 74

Slide 19 - Slide

blz. 74

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

blz. 74

Slide 22 - Slide

blz. 74
Ik vind het niet fijn om met de bus te reizen.

Slide 23 - Slide

blz. 74

Slide 24 - Slide

blz. 74

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

blz. 74
Dat het stoplicht voor fietsers meteen op groen moet gaan als je drukt.

Slide 27 - Slide

blz. 75
Ik vind...

Slide 28 - Slide

blz. 75
1. Dan hoef je niet zo lang te wachten.
2. Dan gaan er misschien meer mensen fietsen.

Slide 29 - Slide

zelfstandig aan de slag


maar .... luister eerst mee naar de uitleg.
opdracht maken

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Jongeren moeten gratis
met het OV kunnen reizen.
oneens
eens
de stelling is:

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Het is wel / niet leuker om met de boot
te reizen dan met het vliegtuig.
niet
wel
de stelling is:

Slide 36 - Slide

Ik vind het niet leuker om met de boot te reizen dan met het vliegtuig.

I  J
Het is wel / niet leuker om met de boot
te reizen dan met het vliegtuig.
Ik
Ik
Ik

Slide 37 - Slide

Ik vind het niet leuker om met de boot te reizen dan met het vliegtuig.


Het is wel / niet leuker om met de boot
te reizen dan met het vliegtuig.
- Reizen met de boot duurt te lang.
- Op de boot word ik sneller ziek.
argumenten:

Slide 38 - Slide

blz. 78

Slide 39 - Slide

Zin                                        .


Maak in tweetallen 
opdracht 2 en 3.







   aan de slag!





Voor:
- Ik denk na over wat ik wil zeggen.
   (wat is mijn mening? + argumenten)

Tijdens:
houding:   - Ik zit of sta rechtop.
                   - Ik kijk de ander aan.
                   - Ik praat rustig en duidelijk.
praten:     - Ik geef mijn mening.
                   - Ik onderbouw mijn mening
                      met een argument.

Na:
- Ik vul de controletabel in voor de ander (blz. 77)
- Ik geef antwoord op de vragen op blz. 78.
Ga in gesprek :

Slide 40 - Slide

Evalueren                                   .
Wat is een mening?

Wat is een argument?

Slide 41 - Slide

Doelen                                               .
- Ik begrijp wat meningen en argumenten zijn.

- Ik kan mijn mening geven.

- Ik kan met argumenten uitleggen waarom ik die mening heb.


Slide 42 - Slide