Grammatica Lidwoorden en zinsvolgorde

Grammatica lidwoorden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Grammatica lidwoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

-L
El hotel
-ema
El problema

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

el
la 
chico
mujer
televisión
canción
amigo
piscina
jamón
presentador

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

los
las
chicos
mujeres
televisiones
canciones
amigos
piscinas
jamones
presentadores

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Minder dan 7 antwoorden per quizz goed gehaad? 

No te preocupes (geen zorgen).

Gaat door met de volgende herhaling.

7 of meer goede antwoorden gehad: gaat verder met de opdrachten van het WB: 8, 9, 10.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Wat zijn 'bepaalde' lidwoorden in het Spaans?
A
el, la, los, las
B
un, una, unos, unas

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Woorden die eindigen op:
-a (chica),
-ion (televisión),
-dad (ciudad),
-er (mujer),
zijn vaak vrouwelijk en krijgen dus het lidwoord.....
A
las
B
la
C
el
D
los

Slide 9 - Quiz

chica = meisje
television = TV
ciudad = stad
mujer = vrouw
Woorden die eindigen op:
-o (chico),
-e (hombre),
-ón of -or (jamón / presentador),
zijn vaak mannelijk en krijgen dus het lidwoord.....
A
las
B
la
C
el
D
los

Slide 10 - Quiz

chico = jongen
hombre = man
jamón = ham
presentador = presentator
Plaats de zelfstandige naamwoorden bij het juiste lidwoord.
una
unos
unas
un
chico
carpeta
diccionarios
amigo
bolígrafos
sillas
alumno
chicas
tijeras
lápiz

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Basisregels
- Alle werkwoorden van de zin staan bij elkaar
(todos los verbos van juntos)
- De woordvolgorde is redelijk flexibel
(el orden de las palabras es relativamente flexible)
- Meest gebruikte volgorde: onderwerp-werkwoorden-rest
(orden más común: sujeto - verbos - resto de la frase)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Construcción de frases 
Een zin bestaat altijd uit: Onderwerp + werkwoord 
De makkelijkste volgorde om aan te houden is: 

Onderwerp + werkwoord + rest van de zin 
Voorbeeld:
Los españoles son perezosos/vagos (Spanjaarden zijn lui) 
La gente cree que comemos mucho queso (mensen denken dat we veel kaas eten)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

BN = Volgorde in de zin
                    
                    El gato es negro
                   El hotel es grande
                   Mi hermana se llama Mónica
                   ¿eres profesor?

Pag. 15 ejercicio 5 y 6

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Zet de zin in de juiste volgorde:
Susana
vive
en
México

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Zet de zin in de juiste volgorde:
catorce
Eduardo
años
tiene

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Compañeros 1
Pag. 15 ejercicio 5 y 15

Slide 17 - Slide

This item has no instructions