GRAMMAR: woordvolgorde, werkwoorden goed vervoegd, juiste tijd, enz
VOCAB: grote/kleine woordenschat, moeilijke woorden, schrijftaal/spreektaal
FLUENCY: hoe vloeiend spreek je, ben je makkelijk te verstaan, los je 'probleempjes' soepel op, uitspraak
CONTENT: wat draag je bij aan het gesprek, vraag je dingen, enz