Stijlfiguren

Stijlfiguren
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Stijlfiguren

Slide 1 - Slide

Ironie

Ironie is eigenlijk milde spot. Je wilt mensen er niet met opzet mee kwetsen.


Typisch voor ironie is, dat het tegengestelde gezegd wordt van dat wat men bedoelt. Je merkt aan de overdreven toon, dat de spreker het niet ernstig, maar ironisch meent.



Slide 2 - Slide

Ironie

 

Zo zou een leraar kunnen zeggen tegen een leerling die een slecht cijfer haalt:

"Je hebt je zaken wel goed voorbereid, moet ik zeggen!"


Of tot een te laat komende leerling:

"Je vindt het toch niet erg dat we al begonnen zijn?"




Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Voorbeelden sarcasme

Een ouder tegen een kind met een slecht rapport:

“Je bent weer eens de beste leerling van de klas!”

De beul tegen de terdoodveroordeelde:

“Breek je nek niet op het trapje!”

Een leerkracht tegen een luie leerling:

“Dan word je toch lekker vakkenvuller!”



Slide 5 - Slide

Verschil ironie en sarcasme

Ironie: pijnlijke humor, die niet kwetsend bedoeld is.

Sarcasme: pijnlijke humor, die juist wél kwetsend bedoeld is!


Er is geen duidelijke grens te trekken tussen ironie en sarcasme. Ook is dit vaak persoonlijk, maar het gaat om de bedoeling van de spreker!

Slide 6 - Slide

Understatement

Slide 7 - Slide

Hyperbool (overdrijving)

  •  bij een hyperbool-> de werkelijkheid wordt overdreven
  •  hyperbool heeft humoristisch effect
  •  hyperbolen zijn vaak uitdrukkingen

Slide 8 - Slide

Is deze zin een overdrijving of ironie?
Die film duurt een eeuwigheid!
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 9 - Quiz

Het was een doodsaaie film
A
ironie
B
overdrijving

Slide 10 - Quiz


In de vakantie is in ons huis ongewenst bezoek geweest.
Overdrijving of understatement?
A
overdrijving
B
understatement

Slide 11 - Quiz

Het was een doodsaaie film
A
ironie
B
overdrijving

Slide 12 - Quiz

We sluiten een compromis. Jij doet alles wat ik zeg en ik zeg alles wat jij moet doen.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 13 - Quiz

Ik moet rennen want ik sta op knappen
A
ironie
B
overdrijving

Slide 14 - Quiz

Ik word doodmoe van dat gezeur van jou.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 15 - Quiz

Je klets met de oren van het hoofd.
(tegen iemand die weinig zegt)
A
ironie
B
overdrijving

Slide 16 - Quiz

"Natuurlijk mag je tijdens de uitleg naar de wc." Zegt de docent met een glimlach.
A
Sarcasme
B
Hyperbool
C
Ironie
D
Understatement

Slide 17 - Quiz

Filmpje!


Er volgt nu een filmpje.

Noteer op een blaadje de ironische en sarcastische opmerkingen die je hoort.

Slide 18 - Slide