This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Taalverzorging: meervoudsvormen
4 TL - Nederlands
Slide 1 - Slide
Waarom doen we dit ook alweer?
De samenleving vindt het belangrijk
Solliciteren / vervolgopleiding
Examens --> artikel, zakelijke brief en mail!
Slide 2 - Slide
Taalverzorging
Wat ga je leren in deze 5-6 lessen?
De regels voor meervouden en hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden schrijft (bijv. van taxi, melodie & museum)
Werkwoorden op de juiste manier vervoegen en spellen
Slide 3 - Slide
Bij welk onderdeel heb je het meeste hulp/uitleg/oefening nodig, denk je?
Werkwoordspelling
Meervoudsvormen
Slide 4 - Poll
Succescriteria: wanneer weet ik of het goed kan?
Als je.... - aan de hand van het zelfstandig naamwoord kan uitleggen wat de regel is voor het meervoud en vervolgens dit meervoud goed kan schrijven - de werkwoordsvorm en de tijd kan herkennen en benoemen - de juiste regel weet voor de werkwoordsvorm - je aan de hand van die regel het werkwoord goed kan vervoegen
Slide 5 - Slide
Wat weet je al?
Wat is het meervoud van taco?
A
tacos
B
tacoos
C
taco's
D
tacoo's
Slide 6 - Quiz
Wat weet je al?
Wat is het meervoud van groente?
A
groenten
B
groentes
C
groentenen
D
groente heeft geen mv
Slide 7 - Quiz
Wat weet je al?
Wat is het meervoud van fantasie?
A
fantasies
B
fantasien
C
fantasieën
D
fantasiën
Slide 8 - Quiz
Wat weet je al?
Wat is het meervoud van raaf?
A
rafen
B
raven
C
raafen
D
raaven
Slide 9 - Quiz
Wat weet je al?
Wat is het meervoud van laars?
A
laarzen
B
laarsen
C
laarssen
Slide 10 - Quiz
Wat weet je al?
Wat is het meervoud van olie?
A
olien
B
olies
C
olieën
D
oliën
Slide 11 - Quiz
Wat weet je al?
Wat is het meervoud van kalf?
A
kalfs
B
kalven
C
kalfen
D
kalveren
Slide 12 - Quiz
Wat weet je al?
Wat is het meervoud van datum?
A
data's
B
datums
C
data
D
datummen
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Video
Meervoudsvormen
Welke zijn makkelijk? Welke behoeven nog meer uitleg?
meervoud op -s of 's (bureaus, auto's, wc's, kuikens)
meervoud op -n of -en (brieven, leraren, rokken, polsen)
meervoud met -ik erin (monniken, blikken, viezeriken)
meervoud op -eën iën / ieën (poriën, melodieën, feeën)
meervoud met zowel -en als -s (aardappels, groenten, zoons/zonen)
meervoud van Latijnse woorden (data/datums, museum/musea)