Leslab les 5/6 Beroepswaarden

Beroepswaarden
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Praktische economieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Beroepswaarden

Slide 1 - Slide

In deze workshop beoordeel je
  • Wat een goede beroepshouding is
  • Invloed van groepsdynamiek op jou


Slide 2 - Slide

Geef een voorbeeld van een slechte beroepshouding?
timer
3:00

Slide 3 - Open question

Geef een voorbeeld van een goede beroepshouding?
timer
3:00

Slide 4 - Open question

Hoe ziet jou beroepshouding eruit denk je?
Hier volgen een aantal stellingen 

Slide 5 - Slide

Stellingen
  1. Als het rustig is, kun je op je stageplaats best even whatsappen met je vrienden.
  2. Als je iets raars meemaakt met een klant op je stageplaats, kun je dat thuis aan je familie of vrienden vertellen.
  3. Een roddeltje over je leidinggevende delen met collega’s kan geen kwaad.
  4. Tijdens de lunch met collega’s kunnen de telefoons op tafel liggen.

Slide 6 - Slide

Stellingen
  1. Als het rustig is, kun je je privémail wel even wegwerken.
  2. Een bestelling via internet laat je op je werk bezorgen als de firma niet ’s avonds bezorgt.
  3. Als je iets moet printen voor persoonlijk gebruik, kun je dat soms wel eens op je werk doen.
  4. Een beroemde klant die op jouw stageplaats langskomt mag je best ongezien op de foto zetten.

Slide 7 - Slide

Stellingen
  1. Als je verliefd wordt op een collega, moet af en toe een kus geven op de werkvloer wel kunnen.
  2. Je kent je directe collega’s al goed; als geintje iemand in zijn billen knijpen moet dan kunnen.
  3. Als het niet druk is, bespreek je een persoonlijke kwestie met je collega.
  4. Een 1 aprilgrap uithalen met een vaste klant zorgt voor een goede sfeer.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

timer
3:00
Groepsdynamiek

Slide 10 - Mind map

Aspecten binnen een groep
Groepsdynamica zegt iets over de processen in de groep.


Proces aspect​
Omgangsregels, normen en relaties


Taak aspect
De zaken waarmee de groep bezig is en waarover de groep praat. bv gezamenlijk doel 

Slide 11 - Slide

Primaire groep
Secundaire groep
Formele groep
Informele groep
Homegene groep
Hetrogene groep
Groep in de directe omgeving van de cliënt. (familie, vrienden). Er is sprake van een gevoelsband. 
Een groep je in terecht komt, bv. sport, klas, werk. De groep heeft vaak een gemeenschappelijk doel. 
Niet zelf samengesteld. Leden hebben geen invloed op regels. Bv. binnen een organisatie
Groep ontstaat spontaan en is niet verplicht. bv. vriendschappen 
Bestaat uit leden met gelijke kenmerken. Zegt iets over de fysieke kenmerken of zijn overeenkomstig aan de rol van de groepsleden.
De individuele kenmerken verschillen. Vaak is de groep bij elkaar ivm een groepstaak

Slide 12 - Drag question

Soorten groepen
  • Primaire groep: Groep in de directe omgeving van de cliënt. (familie, vrienden). Er is sprake van een gevoelsband. 
  • Secundaire groep: Een groep je in terecht komt, bv. sport, klas, werk. De groep heeft vaak een gemeenschappelijk doel. 
  • Formele groep: Niet zelf samengesteld. Leden hebben geen invloed op regels. Bv. binnen een organisatie
  • Informele groep: Groep ontstaat spontaan en is niet verplicht. bv. vriendschappen 
  • Homogene groep: Bestaat uit leden met gelijke kenmerken. Zegt iets over de fysieke kenmerken of zijn overeenkomstig aan de rol van de groepsleden.
  • Hetrogene groep: De  individuele kenmerken verschillen. Vaak is de groep bij elkaar ivm een groepstaak

Slide 13 - Slide

Altijd lid van een groep
Functies: 
Basisbehoefte van een mens om ergens bij te horen. Verschaft identiteit en status.  Wij gevoel. 

Doelen: 
          Taakdoel: een gezamenlijke taak die de groep wil vervullen (werk, sport)
          Sfeerdoel: hoe mensen met elkaar omgaan, samenwerken (bewust en onbewust) 
Sfeer en taakdoelen zijn met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar

Voor en nadelen: 
          Voordelen: verschaft identiteit, geeft gevoel ergens bij te horen
          Nadelen: mensen worden afhankelijk van de groep

Slide 14 - Slide

Groepskarakteristieken 
Groepskarakteristieken bepalen het karakter van de groep. 
  • Groepscultuur: bestaat uit normen en waarden. (formele en informele groepen)
  • Groepssocialisatie:  eigen maken van de groepscultuur
  • Groepsdruk: Iedereen wil ergens bij horen. Negatief en positief
  • Groepscohesie: een groep die een geheel vormt. Iedereen krijgt voldoende ruimte om zichzelf te zijn, taken en verantwoordelijkheden zijn eerlijk verdeeld. 
  • Groepsrollen, activelingen/leiders, sfeermakers, meelopers, dwarsliggers, zondebokken

Slide 15 - Slide

Fasen binnen een groep

Slide 16 - Slide

Forming
  • De mensen kennen elkaar niet.
  • Er is geen verbondenheid.
  • De aandacht is vooral gericht op de centrale figuur, meestal de officiële   teamleider.
  • In deze fase zal de teamleider zijn autoriteit moeten neerzetten en de   autoriteit uitstralen die de leden van hem verwachten.
  • Of niet…

Slide 17 - Slide

Storming
  • Fase van conflict en chaos.
  • Verschillen, Irritaties en conflicten komen aan de oppervlakte. Worden vaak openlijk uitgespeeld.
  • Elk teamlid streeft zijn eigen standpunten en belangen na.
  • Meer ik-gevoel dan wij-gevoel.
  • Sommige groepsrollen worden duidelijk.

Slide 18 - Slide

Norming
  • De groepsnormen worden duidelijk.
  • Deelnemers accepteren hun groepsrol.
  • Samenwerking komt op gang, de manier waarop wordt soms expliciet vastgelegd.
  • Ieder teamlid wordt zich er van bewust dat hij de ander   nodig heeft.

Slide 19 - Slide

Performing
  • Geen individuen maar teamspelers.
  • Grote betrokkenheid bij elkaar en de teamdoelen.
  • Open communicatie, uitspreken van gevoel en het geven van feedback.
  • Een goed functionerend team.

Slide 20 - Slide

Reforming (evaluatie)
  • Een team zal weer uit elkaar vallen of deelnemers nemen   afscheid.
  • Emoties rond het afscheid.
  • Als het team doorgaat, komen ze opnieuw in de forming   fase.
  • Rollen worden herverdeeld.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Wat is groepsdynamica
A
De indeling van de groep
B
Gaat over processen die zich in de groep afspelen
C
de invloeden vanuit de maatschappij
D
Zijn de normen en waarden van een groep

Slide 23 - Quiz

Als er sprake is van gelijke kenmerken, tot welke groep behoort iemand dan?
A
Informele groep
B
Homogene groep
C
Secundaire groep
D
Hetrogene groep

Slide 24 - Quiz

Link de voorbeelden met de juiste doelen
Sporten
Samenwerken
Taakdoel
Sfeerdoel

Slide 25 - Drag question

Als er sprake is van gelijke kenmerken, tot welke groep behoort iemand dan?
A
Informele groep
B
Homogene groep
C
Secundaire groep
D
Hetrogene groep

Slide 26 - Quiz

In welke fase komt de groep terecht nadat iemand de groep verlaten heeft?
A
Norming
B
Storming
C
Performing
D
Forming

Slide 27 - Quiz

Welke fase hoort er niet bij?
A
forming
B
storming
C
Performing
D
Newforming

Slide 28 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Fase B Thema 1 Wedstrijd

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide