Oefenen hoofdstuk 1 2hv

Hoofdstuk 1
Oefenen 1.2 t/m 1.4 met meerkeuzevragen 2hv
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1
Oefenen 1.2 t/m 1.4 met meerkeuzevragen 2hv

Slide 1 - Slide

Waar of niet waar? De brief met 95 stellingen die Luther op de kerkdeur spijkert is een aflaat
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Mensen bleven trouw aan de kerk (katholieken) en werden trouw aan Luther (protestanten). Welk kenmerk hoort bij wie? (blz. 109)
Katholiek
Protestant
Een aflaat kan je redden
Alleen de Bijbel is waarheid
Aflaten zijn onzin
De Bijbel en de paus zijn waarheid
De priester moet de Bijbel uitleggen
Iedereen moet zelf de Bijbel lezen
Heiligen moeten vereerd worden
Heiligen zijn onzin
Een kerk moet mooi versierd zijn
Een kerk moet sober zijn

Slide 3 - Drag question

Maarten Luther is het niet eens met de grote rijkdommen van de Kerk en de geestelijken.

Op welke manier kwam de Kerk aan haar rijkdommen?
Maarten Luther is het niet eens met de grote rijkdommen van de Kerk en de geestelijken.

Op welke manier kwam de Kerk aan haar rijkdommen?
A
Mensen kochten hun zonden af met een aflaat.
B
Mensen handelden met de Kerk.
C
De Kerk veroverde rijke gebieden.
D
Mensen hadden medelijden met de kerk en gaven geld.

Slide 4 - Quiz

Welke van de stellingen is juist?

1 Toen Luther zijn stellingen bedacht wilde hij een
nieuwe kerk beginnen.

2 De Paus wilde wel met Luther praten over zijn
ideeën.
A
Alleen 1 is juist
B
Alleen 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 5 - Quiz

Dit is een .....
A
Protestantse kerk.
B
Katholieke kerk.

Slide 6 - Quiz

Wat is de taak van een stadhouder?
A
De stadhouder moest de belastingen voor Karel V ophalen
B
De stadhouder had geen belangrijke taak voor Karel.
C
De stadhouder moest Karel V de Nederlandse taal leren
D
De stadhouder bestuurde namens Karel V de gewesten.

Slide 7 - Quiz

Beeldenstorm
Filips II volgt Karel V op
Begin Nederlandse Opstand
Onafhankelijke Nederlandse staat
1588
1566
1555
1568

Slide 8 - Drag question

Wat is een andere naam voor de Nederlandse Opstand?
A
De Nederlandse Oorlog
B
De Tachtigjarige Oorlog
C
De Grote Oorlog
D
De Spaans-Nederlandse Oorlog

Slide 9 - Quiz

Op welke twee volken was de renaissance kunst gebaseerd?
A
Germanen en Kelten
B
Vikingen en Grieken
C
Germanen en Romeinen
D
Grieken en Romeinen

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het woord renaissance?
A
Romeinse samenleving
B
Wedergeboorte
C
Sterfte oorzaak
D
Kunst

Slide 11 - Quiz

Hoe werden de geleerden genoemd die Griekse en Romeinse teksten bestudeerden?
A
Humanisten
B
Geleerden
C
Renaissance specialisten
D
Wetenschappers

Slide 12 - Quiz

Bekijk eerst het plaatje van de 'school van Athene'. Zijn de vier onderzoeksvragen hieronder beschrijvend (B), verklarend (V) of waarderend (W)?

1. Waarom heeft Rafael filosofen afgebeeld?
2. Was Rafael een groot kunstenaar?
3. Waar is de 'school van Athene' geschilderd?
4. Waarover gaat het schilderij?
A
1= B, 2= W, 3= B, 4= B
B
1= V, 2= W, 3= B, 4= B
C
1= V, 2= W, 3=V , 4= B
D
1= V, 2= W, 3= B, 4= V

Slide 13 - Quiz

Een vraag over humanisme. Welke twee cijfers passen bij humanisten?

1. Mensen moesten altijd doen wat de kerk vertelde.
2. Zij bestudeerden de oorspronkelijke teksten van het Oude en Nieuwe Testament.
3. Zij lazen klassieke teksten.
4. Zij vonden onderwijs niet belangrijk.
5. Zij wezen het christendom als godsdienst af.
A
2 en 3
B
1 en 2
C
3 en 4
D
3 en 5

Slide 14 - Quiz

Een vraag over humanisme. Hieronder staan vier zinnen die oorzaak en gevolg van elkaar zijn. Zet de letters A t/m D in de juiste volgorde:

A. De drukpers maakte grote aantallen boeken.
B. De renaissance ontstond in Italië.
C. De renaissance verspreidde zich in de 16e eeuw over Europa.
D. Ideeën werden sneller verspreid.
A
B --> D --> A --> C
B
B --> A --> D --> C
C
C --> A --> D --> B
D
B --> C --> D --> A

Slide 15 - Quiz

Maarten Luther en Calvijn zijn misschien wel de twee bekendste humanisten.
Welke cijfers horen ALLEEN bij Calvijn (zie plaatje)?

1. Voor je geboorte staat vast of je in de hemel komt.
2. Het geloof van de kerk moet worden hervormd.
3. Iedereen moet God dienen met een vroom leven.
4. Door diep geloof in God kom je in de hemel.
5. Iedere gelovige moet de Bijbel lezen.
6. Deze hervormer had in Nederland veel aanhang.
A
1, 2 en 6
B
2 en 6
C
2, 5 en 6
D
1, 4 en 6

Slide 16 - Quiz

Bekijk een schets van Michelangelo (1504).
Welke 2 kenmerken van renaissance-kunst zijn te zien?

1. onderwerp uit de klassieke mythologie.
2. onderwerp uit de Bijbel.
3. onderwerp uit dagelijks leven.
4. levensechte bewegingen.
5. aandacht voor anatomie.
A
4 en 5
B
1 en 2
C
2 en 3
D
3 en 4

Slide 17 - Quiz

Welke twee zinnen zijn juist?

1 Door de gilderegels gingen ondernemers in steden hun productie per uur verhogen.
2 Door het gebruik van de mechanische klok gingen ambachtslieden hun werk beter organiseren.
3 Om meer rekening te houden met de gilderegels namen ondernemers in steden meer personeel in dienst.
4 Sommige ondernemers lieten hun producten maken door thuiswerkers op het platteland.

A
2 en 4
B
1 en 2
C
3 en 4
D
1 en 4

Slide 18 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Dit is een goed voorbeeld van renaissancekunst omdat:
1 beeldhouwwerken uit de tijd van de renaissance heel precies details weergaven.
2 in de tijd van de renaissance er grote belangstelling ontstond voor de klassieke oudheid.
3 in de tijd van de renaissance kunstenaars hun inspiratie vaak uit de Bijbel haalden.
4 kunstenaars uit de tijd van de renaissance levensecht probeerden te schilderen.
A
2 en 4
B
1, 3 en 4
C
1, 2, 3 en 4
D
2 en 3

Slide 19 - Quiz

Deze vraag gaat over de kerkelijke hervorming. Bekijk eerst de prent.

Over welke misstand in de kerk gaat deze prent?
A
Geestelijken verhandelden aflaten.
B
Monniken hielden eet- en drinkfestijnen.
C
Pausen omringden zich met pracht en praal.
D
Priesters hadden seks.

Slide 20 - Quiz

Hoe noemen we de hervormingsbeweging in de 16e eeuw waardoor protestanten zich afsplitsten van de kerk van Rome?
A
Beeldenstorm
B
Calvinisatie
C
Reformatie
D
Renaissance

Slide 21 - Quiz

De Nederlandse gewesten:
1 hadden een stadhouder die alle belangrijke beslissingen nam.
2 kregen Karel V als landsheer doordat hij de gewesten erfde.
3 moesten hun beslissingen altijd voorleggen aan de Staten-Generaal.
4 waren erg zelfstandig en namen zoveel mogelijk beslissingen zelf.
Welk cijfer of welke cijfers zijn onjuist?
A
2 en 4
B
1 en 3
C
Alleen 3
D
2 en 3

Slide 22 - Quiz

Veel mensen vinden het Wilhelmus erg geschikt als volkslied.

Welke zin past het best bij bovenstaande mening?
A
Dat is dat ik mag sterven met eren in dat veld – Een eeuwig rijk verwerven als een getrouwe held
B
Lijdt u mijn onderzaten (onderdanen) die oprecht zijt van aard – God zal u niet verlaten al zijt gij nu bezwaard
C
Mijn schild ende betrouwen (vertrouwen) zij Gij, o God, mijn Heer – Op U zo wil ik bouwen, verlaat mij nimmermeer (nooit)
D
Wilhelmus van Nassouwe ben ik van Duitsen bloed – Den vaderland getrouwe blijf ik tot in den dood

Slide 23 - Quiz

Bekijk de bron.

Deze bron kon door de opstandelingen (tijdens de 80-jarige oorlog) als propaganda worden gebruikt, want:
A
aan deze prent kun je zien dat de Spanjaarden katholiek waren.
B
deze prent laat zien dat de Spanjaarden en de opstandelingen geweld gebruikten.
C
op deze prent is te zien hoe wreed de Spanjaarden waren.
D
op deze prent nemen de Spanjaarden een stad in.

Slide 24 - Quiz