This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
Slide 1 - Slide
Deze les
Spelling H2: Met of zonder -n
Aan het eind van de les:
weet je wanneer je een meervouds-n moet gebruiken bij bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandig gebruikte telwoorden.
Slide 2 - Slide
Huiswerk H3F
Woensdag 9 november:
Spelling H2: opdr. 1 t/m 4 en 6, 7, 9, 10
Maandag 21 november:
Toets Spelling (ww) H1-3
Slide 3 - Slide
Huiswerk H3E
Donderdag 3 november:
Spelling H2: opdr. 1 t/m 4 en 6, 7, 9, 10
Dinsdag 22 november:
Toets Spelling (ww) H1-3
Slide 4 - Slide
Wat en waarom?
Deze les leer je wanneer je een telwoord met of zonder -n schrijft. Dit is belangrijk, zodat de lezer jouw tekst begrijpt. Ook komt jouw tekst dan professioneler over.
Slide 5 - Slide
Wat zijn telwoorden?
Slide 6 - Mind map
Met of zonder -n?
Telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden worden soms zelfstandig gebruikt. In dat geval spel je ze soms met een -n op het eind.
> Wat zijn telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden?
Woorden als sommige, vele, enkele, beide
Slide 7 - Slide
mensen
zelfstandig gebruikt
Slechts weinigen zijn daarvan op de hoogte.
Maar weinige klanten .....
betrekking op zaken of dieren
Vele (diersoorten) worden bedreigd.
bijvoeglijk gebruikt
enkele leerlingen
MAAR: Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden wel met -n:
Telwoorden met -en
Telwoorden met -e
Slide 8 - Slide
Met of zonder -n?
Maar:
tientallen, duizenden, honderden, miljoenen etc.
Er wonen miljoenen mensen in Nederland.
Hoeveel dieren daar leven? Ik denk miljarden.
Slide 9 - Slide
Sommige/Sommigen leerlingen leren nooit voor een s.o.
A
sommige
B
sommigen
Slide 10 - Quiz
Op Texel zag ik veel verschillende vogels; wel honderde/honderden.
A
honderde
B
honderden
Slide 11 - Quiz
Van alle studenten hebben vele/vele een voldoende gehaald voor hun toets.
A
vele
B
velen
Slide 12 - Quiz
Van die struiken wil ik er wel enkele/enkelen in mijn tuin.
A
enkele
B
enkelen
Slide 13 - Quiz
Die broers maken altijd ruzie en meestal hebben ze beide/beiden schuld
A
beide
B
beiden
Slide 14 - Quiz
De kippen waren alle/allen ontsnapt.
A
alle
B
allen
Slide 15 - Quiz
Hans had twee foto's gemaakt. Ze zijn beide/beiden mislukt.
A
beide
B
beiden
Slide 16 - Quiz
Opdracht deze les
Maak de volgende opdrachten:
Spelling H2: opdr. 1 t/m 4 en 6, 7, 9, 10
Het eerste kwartier werk je zelfstandig (dus in stilte!). Daarna mag je zachtjes samenwerken met degene naast je.