- door grote opbrengst graan hoefde niet iedereen meer boer te zijn. Mensen gingen zich
specialiseren in het verwerken van voedsel. Molenaars, bakkers.
- meer verschillende beroepen. Handelaren die handel dreven tussen verschillende dorpen.
- door samenwerkingen waren er afspraken nodig. Macht werd verdeeld. Farao (door god gestuurd) was de machtigste.
- boeren moesten belasting betalen met graan. Met het graan betaalde de farao werklieden, priesters en ambtenaren.