H3 ch5 les 2 20052021

Bienvenu H3A - le 20 mai 2021
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bienvenu H3A - le 20 mai 2021

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
- on répète l'introduction
- on parle du Texte A + corriger les devoirs
- On répète l'imparfait
- travail individuel

à la fin du cours:
- weten jullie weer meer over Nantes
-  hebben jullie geoefend met uitspraak
- is jullie kennis over de imparfait weer herhaald.

Slide 2 - Slide

Waar in Frankrijk ligt Nantes?
A
noord
B
oost
C
zuid
D
west

Slide 3 - Quiz

Wat was het beroep van Jules Verne?
A
acteur
B
president
C
wetenschapper
D
schrijver

Slide 4 - Quiz

Zoek op hoe de regio heet waar Nantes de hoofdstad van is.
A
Pays de la Loire
B
Normandie
C
île de France
D
Bretagne

Slide 5 - Quiz

Aan welke grote rivier ligt Nantes
A
Rhône
B
Loire
C
Seine
D
Rhin

Slide 6 - Quiz

Texte A - prenez vos livres!

Slide 7 - Slide

exercice 1a.
1c,2d,3a,4b

exercice1b.
bastogne -bros koekje
madeleine-schelpvorm..
rocher coco- rotsje van...
petit écolier- roomboterbiscuit
macaron-klein, luchtig....

Exericice 3
1... pour prendre mes affaires
2.... je peux ouvrir la fenêtre?
3. Je peux aller aux toilettes?
4.Je peux avoir une feuille?
5. Je peux aller chercher du paracetamol?
6. pouvez-vous me prêter un stylo?

Exericice 6b
le match-de wedstrijd
le spectacle- het spektakel
la comédie musicale- de musical
la pièce de théâtre - het toneelstuk
le concert- het concert

Exericice 7
1. Tu as passé un bon week-end?
2. Oui, je suis allée voir un match de foot
3. J'ai été au stade de la Beaujoire.
4. Tu y étais avec qui?
5. J'y étais avec mes parents.

Slide 8 - Slide

Exercice 2: Dans ce chapitre, on parle de passe temps. Coche les six activités qui parlent de ce thème.

Slide 9 - Open question

2
3
4
5
6

Slide 10 - Drag question

L'atmosphère à un concert ou à une fête:
A
le début
B
l'ambiance
C
le but
D
le terrain

Slide 11 - Quiz

L'espace dans lequel le ballon doit entrer pour marquer un point:
A
le début
B
courir
C
le but
D
le terrain

Slide 12 - Quiz

Aller vite:
A
blaguer
B
courir
C
quitter
D
correspondre à

Slide 13 - Quiz

Raconter une histoire drôle:
A
blaguer
B
le début
C
quitter
D
correspondre à

Slide 14 - Quiz

L'espace aménagé pour une activité (sportive):
A
l'ambiance
B
le début
C
quitter
D
le terrain

Slide 15 - Quiz

Sortir ou s'en aller:
A
correspondre à
B
blaguer
C
quitter
D
courir

Slide 16 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
blaguer - quitter - rigoler
A
blaguer
B
quitter
C
rigoler

Slide 17 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
le but - le banc - blessé
A
le but
B
le banc
C
blessé

Slide 18 - Quiz

Welke 2 Franse woorden zijn nu het beste blijven hangen?

Slide 19 - Mind map

Bron C: L'imparfait
De verleden tijd

Hoe klinkt dat in het Nederlands?

Slide 20 - Slide

présent - imparfait
ik heb - ik had
ik ben - ik was
ik ga - ik ging
ik loop - ik liep
ik werk - ik werkte
ik eet - ik at
ik praat - ik praatte

Slide 21 - Slide

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.

stap 2
Haal -ons van het ww af

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter

Slide 22 - Slide

Uitgangen imparfait
Je parlais
Tu parlais
Il/ elle/ on parlait
Nous parlions
Vous parliez
Ils/ elles parlaient

Slide 23 - Slide

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.
vb: hij praatte --> praten --> parler --> parlons

stap 2
Haal -ons van het ww af
vb: parlons --> parl

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter
vb: parl --> il parlait

Slide 24 - Slide

Hoe zeg je: Wij praatten
A
Nous parlons
B
vous parlez
C
nous parlions
D
vous parliez

Slide 25 - Quiz

Vertaal: Zij hadden
A
ils avaient
B
ils avait
C
ils avent
D
ils ont

Slide 26 - Quiz

Vertaal: Zij nam
A
elle prendrait
B
elle prendait
C
elle prenait
D
elle prenaient

Slide 27 - Quiz

Uitzonderingen...
être --> uiteraard!

Bij dit ww gebruik je niet de nous-vorm om de imparfit te maken, maar je gebruikt
ét....

En daar plaats je de uitgangen achter. Bijv.
Elle était

Slide 28 - Slide

Les devoirs
Faire: C (13 + 14)

Apprendre: Voca A + grammaire C

Slide 29 - Slide