woorden en grammatica week 40 havo

woorden / grammatica week 40
woorden D-N
haben / sein verleden tijd
werden tegenwoordige tijd
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

woorden / grammatica week 40
woorden D-N
haben / sein verleden tijd
werden tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Vertaal:
beobachten

Slide 2 - Open question

Vertaal:
stolz

Slide 3 - Open question

Vertaal:
verstehen

Slide 4 - Open question

Vertaal:
insgesamt

Slide 5 - Open question

Vertaal:
eng

Slide 6 - Open question

Vertaal:
der Ausblick

Slide 7 - Open question

Wiederholung 
Haben
Sein
Präteritum = verleden tijd

Slide 8 - Slide

Nenne die Personalpronomen.

Slide 9 - Mind map

hatte
wart
hattet
war
war
hatten
ich
ich
ihr
man
ihr
Sie

Slide 10 - Drag question

hebben: Man .... gestern nichts gemacht.
A
hattet
B
hat
C
hatte

Slide 11 - Quiz

zijn: Warum .... ihr letztes Jahr in Deutschland?
A
seid
B
wart
C
hattet

Slide 12 - Quiz

hebben: Damals ..... wir Superwetter!
A
hatte
B
hatten
C
hattet

Slide 13 - Quiz

ik was =

Slide 14 - Open question

jullie hadden =

Slide 15 - Open question

jij had =

Slide 16 - Open question

zij waren =

Slide 17 - Open question

hij was =

Slide 18 - Open question

Wiederholung:
werden

Slide 19 - Slide

Bedeutung vom Verb 'werden' 
  • Es wird kalt.
  • Ich werde morgen in Urlaub fahren.
  • Er wird Lehrer.
  • Das Wetter wird morgen besser.
  • Wir werden am Montag in die Stadt gehen.

Slide 20 - Slide

Welke 2 betekenissen heeft werden?

Slide 21 - Open question

timer
0:45

Slide 22 - Slide

het werkwoord 'werden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden

Slide 23 - Drag question

(werden): ich ...
timer
0:20
A
werden
B
werde
C
wirst
D
wird

Slide 24 - Quiz

(werden): wir ...
timer
0:20
A
werde
B
werden
C
wirst
D
wirden

Slide 25 - Quiz

(werden)
Ihr ....... das jetzt sagen!
timer
0:20
A
wird
B
werdet
C
werden
D
werde

Slide 26 - Quiz

(werden)
Er ........ es nicht vergessen.
timer
0:20
A
werde
B
werden
C
wird
D
werdet

Slide 27 - Quiz