11.1 Eigenschappen en chromosomen

1 / 54
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat weet je al over het onderwerp erfelijkheid?
Erfelijkheid

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide


Waardoor wordt je fenotype beïnvloed?
A
Genotype
B
Omgeving
C
Jezelf
D
Zowel A, B als C

Slide 12 - Quiz

Hoe is het fenotype bepaald?
Alleen door het genotype
Alleen door de omgeving
Door het genotype EN de omgeving
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Een piercing 
Behaarde armen
Een litteken
Wibi kan goed piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen
Messi is een goede voetballer

Slide 13 - Drag question

Bekijk de jonge slang uit Australië
Sleepvraag 1
Sleepvraag 2
genotype
fenotype
door omgevings
factoren
op het moment 
van de bevruchting
genotype 
en
fenotype

Er zijn 3 ogen te zien in het

Dit uiterlijk is ontstaan 

Slide 14 - Drag question

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Waar in de cel bevinden zich de chromosomen?
A
In het cytoplasma
B
In de celkern
C
In het DNA

Slide 17 - Quiz


Wat is de beste omschrijving van chromosomen?
A
Erfelijke eigenschappen
B
Genen
C
Opgerold DNA
D
Opgerolde sliertjes in de celkern

Slide 18 - Quiz


Waar zitten je cellen?
A
Voornamelijk in je organen
B
Overal in je lichaam
C
Voornamelijk in je hersenen
D
Alleen in je weefsel

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide


Hoeveel paar chromosomen heeft elke mens in zijn cellen?
A
23
B
46

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide


Hiernaast zie je een deel van de chromosomenkaart van een mens.
Je ziet hier een deel van de chromosomen van een jongen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Een persoon heeft 2 keer een X gekregen in het 23e chromosomenpaar, is deze persoon een meisje of een jongen?
A
Meisje
B
Jongen

Slide 25 - Quiz

Dit is de chromosomenkaart van een ....
A
Vrouw
B
Man

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Je kunt het genotype van de mens aanpassen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Een veldmuis heeft 46 chromosomen in een lichaamscel.
Is het genotype gelijk aan dat van een mens?
A
Ja
B
Alleen bij de bevruchting, daarna niet meer
C
Nee, de erfelijke informatie op de chromosomen is anders
D
Ja, de erfelijke informatie op de chromosomen is gelijk als die van een mens

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide


Wat is de beste omschrijving van het genoom.
A
Alle genen op je chromosomen samen
B
Al het DNA aanwezig in het lichaam
C
Heel het genotype samen
D
Heel het fenotype samen

Slide 32 - Quiz

Welke volgorde van klein naar groot is juist?
A
Gen - DNA - chromosoom - celkern
B
DNA - gen - chromosoom - celkern
C
Gen - chromosoom - DNA - celkern
D
DNA - chromosoom - gen - celkern

Slide 33 - Quiz

Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de rups waaruit hij is ontstaan?
En hetzelfde genotype?
A
Alleen hetzelfde fenotype
B
Alleen hetzelfde genotype
C
Zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Video

Wat klopt er niet in de video?

Slide 36 - Open question

Van klein naar groot:
A
DNA-Chromosomen-Celkern-Cel
B
Celkern-DNA-Chromosomen-Cel
C
Chromosomen-Celkern-Cel-DNA
D
Cel-Chromosomen-Celkern-DNA

Slide 37 - Quiz

Van klein naar groot:
A
DNA-Chromosomen-Celkern-Cel
B
Celkern-DNA-Chromosomen-Cel
C
Chromosomen-Celkern-Cel-DNA
D
Cel-Chromosomen-Celkern-DNA

Slide 38 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft de mens?
A
46 paren dus 92 in totaal
B
23 chromosomen, 46 paren
C
23 paren dus 46 in totaal
D
44 paren, 22 chromosomen

Slide 39 - Quiz

Is het fenotype gelijk gebleven?
Is het genotype gelijk gebleven?
A
1. Nee 2. Ja
B
1. Ja 2. Nee
C
1. Nee 2. Nee
D
1. Ja 2. Ja

Slide 40 - Quiz

Fenotype
Genotype

Slide 41 - Drag question

Fenotype
Genotype

Slide 42 - Drag question

Hoeveel chromosomen heeft de mens?
A
46 paren dus 92 in totaal
B
23 chromosomen, 46 paren
C
23 paren dus 46 in totaal
D
44 paren, 22 chromosomen

Slide 43 - Quiz

Van klein naar groot:
A
DNA-Chromosomen-Celkern-Cel
B
Celkern-DNA-Chromosomen-Cel
C
Chromosomen-Celkern-Cel-DNA
D
Cel-Chromosomen-Celkern-DNA

Slide 44 - Quiz

Is het fenotype gelijk gebleven?
Is het genotype gelijk gebleven?
A
1. Nee 2. Ja
B
1. Ja 2. Nee
C
1. Nee 2. Nee
D
1. Ja 2. Ja

Slide 45 - Quiz

genotype kan veranderen
A
waar
B
niet waar

Slide 46 - Quiz

Genotype
Fenotype

47 chromosomen
in plaats van 46

Slide 47 - Drag question

Wat heb je deze les geleerd?
Erfelijkheid

Slide 48 - Mind map

Slide 49 - Slide

Wat weet je nog van 10.5?
Herhaling

Slide 50 - Slide

Een ui plant zich ongeslachtelijk voort door middel van:
A
Bollen met klisters
B
Knollen met knoppen
C
Uitlopers
D
Wortelstokken

Slide 51 - Quiz

Welke manier van vermeerderen staat hier afgebeeld?
A
Stekken
B
Veredelen

Slide 52 - Quiz

Welke methode kun je ook toepassen bij dieren?
A
Uitlopers
B
Wortelstokken
C
Stekken
D
Veredelen

Slide 53 - Quiz

De Hop sterft in de winter boven de grond af en komt in het voorjaar weer op.
De lobelia is meestal niet winterhard. Dat houdt in dat de plant de winter niet overleefd.
Geef aan of de plant:                     ,                      of 
is.
eenjarig
tweejarig
overblijvend

Slide 54 - Drag question