Eigenlijk is er genoeg voor iedereen, maar toch hebben sommige mensen het heel goed en hebben anderen het heel slecht.
Sommige landen hebben natuurlijke rijkdommen in de bodem. Olie bijvoorbeeld. Van olie wordt benzine gemaakt, maar ook een aantal andere producten. Olie is dus overal nodig. En een land met olie in de grond kan die olie dan ook aan heel veel andere landen verkopen.
Als een land een gunstig klimaat heeft, groeien er allerlei gewassen.
Ook die kunnen worden verkocht aan andere landen. In Nieuw-Zeeland groeien bijvoorbeeld kiwi's. En in Spanje sinaasappels. Die worden gekweekt voor de export.
In een land dat iets heeft om te verkopen, hebben de mensen het meestal wel goed.
Arme landen verkopen vaak (goedkope) grondstoffen zoals olie, landbouwproducten, erts enzovoorts. In rijke landen worden er dan producten van gemaakt die weer duur verkocht worden aan onder andere arme landen. Bijvoorbeeld van ijzererts wordt een auto gemaakt.