Meester worden in de trappen van vergelijking

Meester worden in de trappen van vergelijking
1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Meester worden in de trappen van vergelijking

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de trappen van vergelijking van adjectieven begrijpen en toepassen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over de trappen van vergelijking?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn trappen van vergelijking?
Trappen van vergelijking worden gebruikt om te laten zien hoe iets wordt vergeleken met iets anders.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Positief
De positieve trap wordt gebruikt om een eigenschap te beschrijven zonder vergelijking. Bijv. 'snel'.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Vergrotende trap
De vergrotende trap wordt gebruikt om een eigenschap te vergelijken met een andere. Bijv. 'sneller'.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Overtreffende trap
De overtreffende trap wordt gebruikt om een eigenschap te vergelijken met twee of meer anderen. Bijv. 'snelst'.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Uitzonderingen
Sommige adjectieven hebben onregelmatige trappen van vergelijking, zoals 'goed', 'beter', 'best'.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Praktijkvoorbeelden
Geef de studenten zinnen waarin ze de trappen van vergelijking moeten invullen en toepassen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Vul de trappen van vergelijking in: De zon is __________ dan de maan.
A
donkerder
B
warmer
C
helderder
D
zachter

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin gebruikt de trappen van vergelijking correct?
A
De olifant is groter dan de muis.
B
De bloem is mooi dan de boom.
C
De beer is sterk dan de leeuw.
D
De slang is snel dan de schildpad.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Vul de trappen van vergelijking in: De kat is __________ dan de hond.
A
groter
B
mooier
C
sneller
D
kleiner

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Toepassing
Laat de studenten hun eigen zinnen maken met behulp van trappen van vergelijking en deel deze met de klas.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Quiz
Test de kennis van de studenten met een korte quiz over trappen van vergelijking.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting
Vat de belangrijkste punten van de les samen en beantwoord eventuele vragen van de studenten.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 17 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 18 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.