Franse revolutie vwo 2 les 1

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Welkom!

Telefoon in de telefoontas

Pak je laptop

Ga naar Lessenup

Voor de code in

De Franse revolutie

Les 1

De Franse revolutie

Wat wil je weten?

Wat is was de situatie in Frankrijk in de 18e eeuw?

Hoe brak de Franse revolutie uit?

Absolutisme

De Franse koning Lodewijk XVI had alle macht

Als iemand alle macht heeft noem je dat Absolutisme

Hij regeerde namens god: 'Droit divin'

Onze koning is een absolute vorst

1. Waar
2. Niet waar

Verlichting

Een aantal denkers zijn tegen het absolutisme

Die verlichte denkers willen meer vrijheid voor burgers

Rousseau

Volk heeft contract met de vorst.

Contract kan opgezegd worden.

Montesquieu

Scheiding der machten:

1. Wetgevende macht

2. Uitvoerende macht

3. Controlerende macht

Ongelijkheid in Frankrijk

2% van de bevolking heeft alle macht maar betaald geen belasting = 1e en 2e stand

98% van de bevolking heeft geen rechten = 3e stand

Waarom is de geestelijkheid de 1e stand?

Frankrijk is blut door:

- De vele oorlogen

- Luxe levensstijl van de koning

- Misoogsten

Welke mogelijke oorzaken van de Franse revolutie heb je al gehoord?

Oplossing van Lodewijk XVI:

Lodewijk laat de Staten-Generaal bijeen komen.

Hij wil meer belasting vragen.

Derde stand wil meer rechten.

Oprichting Nationale Vergadering

De derde stand is boos en loopt weg.

Richten een Nationale Vergadering.

Lage geestelijkheid sluit zich ook aan.

Bestorming Bastille

Mensen zijn bang dat de koning het leger stuurt.

Daarom gaan ze op zoek naar wapens.

Bestormen de gevangenis Bastille voor het munitiedepot.

Dit kan worden gezien als het begin van de Franse Revolutie.

Wat is de aanleiding van de Franse Revolutie?

Oorzaken:

Absolutisme

Verlichte denkbeelden

Standenmaatschappij

Hongersnood

Financiële crisis

Directe aanleiding

Bijeenroepen van de Staten-Generaal

Wie had géén macht in Frankrijk?

1. De eerste stand
2. De tweede stand
3. De derde stand
4. De koning

Waarom was Frankrijk blut?

1. De belasting was te laag
2. Er werd te veel oorlog gevoerd
3. Mensen werkten niet hard genoeg
4. Domme pech

Wie was deze man?

1. Rousseau
2. Lodewijk XVI
3. Lodewijk XIV
4. Montesquieu

Wat vond Rousseau?

1. Je mag niet aan de koning twijfelen
2. Je moet de machten scheiden
3. De kerk heeft altijd gelijk
4. Je mag de koning afzetten