Startscherm H2 woensdag 9 september

• Mentorles
• Voortgezet speciaal onderwijs

Goedemorgen!

Goedemorgen!

1.  Jassen uit en op de gang
2. Telefoons in het mandje​
3. Op tafel:
   - boek en schrift voor komende les
   - pen
4. Tassen in de kast
5. Om 08.30 uur zit je klaar om te beginnen

"Als iets niet lukt heb je niet gefaald maar iets geleerd"

Goedemorgen!

Programma en bijzonderheden

1	Duits	Inka
2	Beeldende vorming	Inka	kaart afmaken
	kleine pauze
3	Aardrijkskunde	Hans
4	Nederlands	Inka
	grote pauze
5	Engels	Inka
6	Mentorgroep	Inka

Duits

Het werkwoord sein.  

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

sein

sein

Lesdoel

1. Je kunt de letters van het alfabet goed uitspreken.
2. Je kunt de klinkers goed uitspreken.
3. Je kunt vragen stellen en antwoorden geven over persoonlijke gegevens.

An die Arbeit!

Zusammen: Übung 16 + 18 (Seite 20)

Buchstabiere (spel) deinen Namen. 

Aussprache: uitleg

Übung 21 (Seite 21): lees de zinnen, daarna luisteren we samen

zelf huiswerk nakijken (opdracht 10 + 11)

Huiswerk: Übung 22 en 23 (schriftelijk of in tweetal)

Beeldende vorming

Opdracht: landen-puzzel

1. Kies een land 

2. Pak een atlas

3. Teken het land na, inclusief deelstaten of provincies

4. Zet de belangrijkste steden erin

5. Maak de tekening mooi af door verschillende kleuren te gebruiken (potlood)

Deze tekening is basis voor een houten puzzel die je gaat maken bij techniek.

10.30 - 10.45 uur kleine pauze

10.50 uur Aardrijkskunde

Nederlands

Lesdoel Woordenschat

Je leert woordbetekenissen vinden

Maak de startopdracht op blz. 24, teken de vakjes in je schrift.

Doen

Maak opdracht 1, 2, 3 en 4. (blz. 24)

Je mag muziek luisteren.

Klaar? 

-> Kijk je werk na met het antwoordboekje en laat het mij zien.

-> Daarna mag je lezen.

Engels

Lesdoel

1. Je kunt de verleden tijd (past simple) van to be gebruiken
2. Je kunt de juiste voorzetsels gebruiken bij tijdsaanduidingen

maken oef 12, 13, 14 en 15 (blz. 14 werkboek)

Past simple 'to be'

Prepositions of Time

Past Simple of to be

Positive sentences

I / he / she / it = was  ---> I was at a party yesterday.

you / we / they = were ---> They were at the party too.

Negations

I / he / she / it = wasn't ---> she wasn't at the party.

you / we / they = weren't --> you weren't at the party either.

Questions

Was I / he / she / it? ---> Was he at the party?

Were you / we / they? ---> Were they at the party?

Mentorgesprek

Goedemorgen!

Dagafsluiting

1. Hoe was je dag?

2. Mededelingen/bijzonderheden

3. ABC  =  Agenda - Boeken - Corvee

Fijne middag!