This lesson contains 10 slides, with text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Spanglish
1. Lenguaje que usan las personas que hablan español, y no muy bien inglés (o al revés).
2. Lenguaje que usan las personas bilingües español-inglés. Hablan tan bien los dos idiomas, que cambian de lengua inconscientemente.
Slide 2 - Slide
Características del Spanglish
Codeswitching = cambiar de lengua
Prestamos = usar palabras de otro idioma
Calques = traducción literal de expresiones del otro idioma
No estandarizado
Informal
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Futuro Próximo
Slide 7 - Slide
Futuro
De toekomende tijd
De vorm van de toekomende tijd (futuro).
Slide 8 - Slide
Futuro imperfecto
Slide 9 - Slide
Eindopdracht van deze module
Je schrijft een tekst in het Spaans van ongeveer 500 woorden.
Schrijf een inleiding waarin je uitlegt wat Spanglish is en waar en waarom het gesproken wordt.
Kies een uiting van Spanglish (liedje, film, gedicht...). Beschrijf waar het over gaat. Kies een aantal voorbeelden waaraan je goed kan zien dat dit Spanglish is en vertaal ze naar het Spaans.
Leg in het Spaans uit waarom de auteur ervoor heeft gekozen om Spanglish te gebruiken (vertel in ieder geval waar de auteur vandaan komt).
Geef jouw mening over het Spanglish: is het een taal? Heeft het toekomst?