S1W6

subjectief
A
onnadenkend
B
met projectielen gewapend
C
bevooroordeeld
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

subjectief
A
onnadenkend
B
met projectielen gewapend
C
bevooroordeeld

Slide 1 - Quiz

verankeren
A
stevig bevestigen
B
rangschikken
C
verder omdraaien

Slide 2 - Quiz

accuraat
A
motoronderdeel
B
nauwkeurig
C
advies van een leidinggevende

Slide 3 - Quiz

vacature
A
artikel in vakblad
B
vakkenvullen in de supermarkt
C
openstaande functie

Slide 4 - Quiz

vitaal
A
zeezoogdier
B
voor het leven van groot belang
C
streektaal

Slide 5 - Quiz

netelig
A
lastig, moeilijk, hachelijk
B
prikkelbaar
C
eco-plantensoort

Slide 6 - Quiz

utopie
A
televisiezender
B
grote bewondering
C
onbereikbaar ideaal

Slide 7 - Quiz

fraude
A
automerk
B
bedrog
C
dameskleding

Slide 8 - Quiz

Distantiëren
A
afwijken van de meerderheid
B
het tegendeel bewijzen
C
afstand nemen van een mening

Slide 9 - Quiz

louche
A
onguur
B
soort zetel
C
het achter de ellebogen hebben
D

Slide 10 - Quiz

de Krant (3F)
-Zoek in de krant een nieuwbericht, een column, een ingezonden brief en een recensie (tekstvormen)

-Maak een foto van het nieuwsbericht, de column, de ingezonden brief en de recensie.
-Stuur die foto’s naar je e-mailadres.
-Plaats de foto’s in je map Nederlands (periode 2).
-Kopieer ze daarna in een word-bestand.




Slide 11 - Slide

opdracht

-Beschrijf onder elke tekstvorm wat de kenmerken van die tekstvorm zijn (hoe kan je zien dat het om die tekstvorm gaat)


-Beschrijf onder elke tekstvorm wat het tekstdoel is


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

de Krant (2F)
-Zoek in de krant een nieuwbericht, een column  en een recensie (tekstvormen)

-Maak een foto van het nieuwsbericht, de column en de recensie.
-Stuur die foto’s naar je e-mailadres.
-Plaats de foto’s in je map Nederlands (periode 2).
-Kopieer ze daarna in een word-bestand.




Slide 14 - Slide

opdracht (2F)

-Noteer tien onbekende/ moeilijke woorden uit de drie tekstvormen.

-Zoek de betekenis op van die tien moeilijke woorden.


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

welke woorden kan je maken?

gebruik de letters:

E Z U R T N A K L W

Slide 17 - Slide

E Z U R T N A K L W

Slide 18 - Mind map