DV 32/42

Week 1 Herpeten
Spijsverteringsstelsel Herpeten &  voersoorten.
1 / 37
next
Slide 1: Slide
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Week 1 Herpeten
Spijsverteringsstelsel Herpeten &  voersoorten.

Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
- Onderdelen en functies van het spijsverteringsstelsel bij herpeten herkennen en benoemen.
- benoemen van verschillende soorten voersoorten en supplementen

Slide 2 - Slide

Welke diersoorten vallen onder herpeten?
A
Amfibieën en Vogels
B
Vogels en Reptiel
C
Vissen en Vogels
D
Reptielen en Amfibieën

Slide 3 - Quiz

Herpeten
- Koudbloedig
- Geen haar
- Gebruiken 10% energie
-  Weinig voeding nodig
-  Voornamelijk carnivoor, enkele soorten herbivoor
   -Larve stadia amfibieën herbivoor. 
- Vertering vindt alleen plaats als het warm is!

Slide 4 - Slide

Transport
- Hoe wordt zuurstof getransporteerd?
- Hebben amfibieën een dubbele of enkele bloedsomloop?
- Waarvoor moet er zuurstof door het lichaam verplaatst worden?

Slide 5 - Slide

Tong kikker
- Kleverig
- Gericht snel wegschieten en intrekken
- Prooi wordt vastgegrepen
- Met gesloten ogen
Uitzonderingen:
- Tongloos
- Tong vast aan de bek

Slide 6 - Slide

Tong Baardagam
- Voedsel heen en weer kunnen bewegen
- Voedsel in de keel duwen
- Proeven
- Ruiken 
- Voedsel vastpakken

Slide 7 - Slide

Zintuigen amfibie
- Alle 5 zintuigen
- Verschilt per amfibie
- Zintuigen kikker
Ogen:
- kunnen 360 graden kijken, verticaal en rond
- Neemt alleen vormen waar
- Van nature bijziend tot 6 centimeter
- Afzonderlijk van elkaar bewegen

Slide 8 - Slide

Zintuigen Reptielen
- Reuk, ogen en gehoor
- Ogen onafhankelijk bewegen bij enkele soorten
- Kunnen geen kleuren waarnemen, behalve bepaalde soort hagedissen
- Slangen ruiken via de tong
- Zesde zintuig

Slide 9 - Slide

Organen 
Schrijf alle onderdelen van het spijsverteringsstelsel op.
timer
1:30

Slide 10 - Slide

Spijsverteringsstelsel 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Kikker (mondholte)
- Kikkervisjes
     - Filteren voedseldeeltjes
- Larven
   - voedsel wordt verkleind met tanden

Slide 13 - Slide

Het gebit
- In zijn geheel opgegeten
- Geen onderscheid in tanden
- Hap - slik - weg!
- Gebit verschilt per herpeet

Slide 14 - Slide

Keel
- Strottenklepje zorgt bij het slikken dat voedsel de maag in gaat en niet in de longen.
- Strottenklep staat open om lucht naar de longen toe te laten.

Slide 15 - Slide

Maag-darmkanaal

Slide 16 - Slide

Cloaca

Slide 17 - Slide

Voersoorten

Slide 18 - Slide

Welke soorten voeding zijn er voor reptielen?

Slide 19 - Mind map

Voersoorten
- Dierlijke producten
- Pellets
- Groenten en fruit
- Water

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Welke dierlijke producten kan je herpeten geven?

Slide 22 - Mind map

Dierlijke producten
- Karkassen
- Hele prooi
- Vlees
- Vissen
- Schaaldieren
- Eieren
- Insecten en andere ongewervelde dieren

Slide 23 - Slide

Dierlijke producten
- Eiwitkwaliteit is hoog
 -    goede verteerbaarheid
 -    goede biologische waarde
- Keratine (haren, veren, nagels) is slecht verteerbaar.
- Collageen (bot en pezen) is slecht verteerbaar.

Slide 24 - Slide

Biologische waarde
- Wordt bepaald door de aminozurensamenstelling.
- Hoe meer het lijkt op lichaamseiwit hoe hoger.
- Hoogste waarde in eieren, melk en een compleet dier.


Slide 25 - Slide

Bevindingen vlees 
Eiwitten goed vertegenwoordigd, overige waarden te laag.
IJzergehalte is laag, door het leegbloeden verdwijnt het ijzer.
Hoog vetgehalte in vlees voorkomt plek voor andere voedingsstoffen.
Advies: Zo volledig mogelijke prooidieren aanbieden/voeren.



Slide 26 - Slide

Insecten (ongewervelden)
- Insecteneters eten meer dan alleen insecten
 spinachtigen, kreeftachtigen (pissebedden), slakken en wormen
- Voederdieren zijn geselecteerd op kweek (veelal plaagdieren).
- Samenstelling varieert sterk =
     Vrijwel onmogelijk zonder supplementen.


Slide 27 - Slide

Calcium en fosfor
- Inwendig skelet ontbreekt bij ongewervelden:
1. Exoskelet opgebouwd uit ‘chitine’
2. (extreem) laag calciumgehalte (factor 10 hoger)
3.Ongunstige verhouding (1,5:1 - 2:1)

Slide 28 - Slide

Supplementeren
Buitenkant bepoederen met supplement
 - let op verschillen bij kleine en grote prooidieren
 - supplement spoelt gemakkelijk weg

Voedseldieren voeding verstrekken met calcium
 - calcium verstoort het vervellingsproces en dieren sterven
 - van calcium voorzien kort voor ze gevoerd worden


Slide 29 - Slide

Kippeneieren
- Biologische waarde eiwitten hoog (hoogwaardig)
- Bevatten essentiële vetzuren
- Schaal is een goede calciumbron
- Buitenkant kan besmet zijn met bacteriën/ salmonella

Slide 30 - Slide

Hygiëne
Resten dienen volgens de wettelijke vastgelegde procedures afgevoerd te worden.
Volg bedrijfsvoorschriften nauwkeurig.

Slide 31 - Slide

Aanbieden voedseldieren
Probeer waar mogelijk te variëren
Ook ongewervelden uit andere klassen zijn een waardevolle aanvulling
Gebruik eventueel surplus dieren als voedseldieren
  wandelende takken, kakkerlakken, agaatslakken etc.
Vang wilde insecten ter variatie (weideplankton)

Slide 32 - Slide

Groente en fruit
- Biologisch gezien is fruit het deel van de plant met de zaden.
- Bij voeding verstaan we onder fruit plantaardige producten die zoet en vlezig zijn en rauw eetbaar.

- Frugivoren

Slide 33 - Slide

Conclusie fruit
- Eiwitarm
- Wild fruit bevat meer vezels.
- Suikers in gekweekt fruit 2x zo hoog.
         - Overgewicht en verschijnselen van suikerziekte
         - Fruit verdringt andere voedingsproducten
- Veel fruit bevat net zoveel vitamine C als groente
- Goed als beloning of voor medicatie

Slide 34 - Slide

Conclusie groente
- Groente komt iets meer overeen met natuurlijk fruit.
- Gehalten verschillen onderling (sterk).
- Wortel lijkt qua gehalten op fruit.

Slide 35 - Slide

Gevaarlijke groente
- Koolsoorten bevatten ‘goitrogene’ en blokkeren opname van jodium = schildklierproblemen.
- Ongekookte peulvruchten bevatten gifstoffen om de vrucht te beschermen. Bevat veel zetmeel wat slecht te verteren valt.
- Groene delen van de aardappel(plant) bevatten ‘solanine’. = diarree en braken.

Slide 36 - Slide

Waar hangt de waterbehoefte vanaf

Slide 37 - Mind map