V4 Evolutie herhaling Bs 1-5

Evolutie
Basisstof 1
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Evolutie
Basisstof 1

Slide 1 - Slide

Leerdoelen Bs1: je kunt...
  1. globaal beschrijven hoe het leven op aarde zich heeft ontwikkeld 
  2. organismen indelen a.d.h.v. hun celkenmerken
  3. voorbeelden herkennen van (an)organische stoffen
  4. Benoemen welke organismen autotroof en heterotroof zijn 

Slide 2 - Slide

Wat is geen organische stof?
A
C6H12O6
B
H2O
C
C18H32O2
D
C2H5NO2

Slide 3 - Quiz

Hoeveel jaar geleden is ongeveer het eerste leven op aarde ontstaan?
A
4,6 miljard jaar geleden
B
3,8 miljard jaar geleden
C
670 miljoen jaar geleden
D
5 miljoen jaar geleden

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Welke twee celorganellen in eukaryoten waren volgens de endosymbiosetheorie ooit vrij levende eencellig prokaryoten die via fagocytose in een gastcel terecht gekomen zijn om zo de eerste eukaryoten te vormen?

A
Celkern en Golgi-systeem
B
Celkern en Mitochondrien
C
Mitochondrien en chloroplasten
D
Celkern en Chloroplasten

Slide 6 - Quiz

Waarom zullen er eerst planten op land zijn gaan leven en pas daarna dieren?

Slide 7 - Slide

Welk(e) rijk(en) hebben een celkern?
A
planten, dieren, schimmels en bacterien.
B
dieren, schimmels en bacterien.
C
planten en dieren
D
planten, dieren en schimmels

Slide 8 - Quiz

Welk(e) rijk(en) hebben geen celwand?
A
Schimmels
B
Dieren en schimmels
C
Dieren
D
Bacterien

Slide 9 - Quiz

Welke kenmerken horen bij de schimmels?
A
Geen celkern, wel celwand, heterotroof
B
Wel celkern, geen celwand, autotroof
C
Wel celkern, wel celwand, autotroof
D
Wel celkern, wel celwand, heterotroof

Slide 10 - Quiz

Leerdoelen Bs2: je kunt...
  1. Overeenkomsten en verschillen noemen tussen archaea en bacteriën
  2. voorbeelden noemen van toepassingen en risico's van bacteriën voor de mens
  3. kenmerken van een virus benoemen

Slide 11 - Slide

Leerdoelen Bs3: je kunt...
  1. kenmerken van dieren, planten en schimmels benoemen

Slide 12 - Slide

Welke groepen organismen lijken het meest op elkaar als je kijkt naar het celmembraan en de manier van eiwitsynthese?
A
Bacteriën en archaea
B
Bacteriën en eukaryoten
C
Archaea en eukaryoten

Slide 13 - Quiz

Celkenmerken

Slide 14 - Slide

Wat zijn kenmerken van virussen?
A
Ze leven niet
B
Ze bestaan niet uit cellen
C
Ze kunnen voortplanten
D
Ze hebben DNA en RNA

Slide 15 - Quiz

Leerdoelen Bs4: je kunt...
  1. uitleggen wat wordt bedoeld met evolutie
  2. drie verschillende ontstaanstheorieën onderscheiden
  3. de begrippen genetische variatie, selectiedruk, natuurlijke selectie en fitness uitleggen
  4. in drie stappen uitleggen hoe een soort kan evolueren

Slide 16 - Slide

Hoe komt een grote variatie in genotype binnen een soort tot stand?
A
Mutatie
B
Door verandering in het fenotype
C
Recombinatie
D
Mutatie en recombinatie

Slide 17 - Quiz

Wat zijn twee manieren waarop genetische variatie ontstaat?

Slide 18 - Slide

Vliegende mieren

Slide 19 - Slide

Eens per jaar vliegt een koninginnenmier uit en is ze vruchtbaar. Ze vliegt dan heel hoog en alle mannetjes proberen haar te volgen om haar daar te bevruchten. Na het paren in de lucht verliest ze haar vleugels en sticht ze een nieuwe kolonie waar alleen zij haar eieren zal leggen.

-> Leg uit waarom je kunt verwachten dat na vele generaties, mannetjes mieren steeds hoger kunnen vliegen.

Slide 20 - Open question

Vliegende mieren
  1. Er is variatie in hoe goed mannetjes (hoog) kunnen vliegen (Variatie)
  2. Alleen de mannetjes die heel hoog kunnen vliegen zullen de koningin kunnen bevruchten (Selectie)
  3. Omdat alleen die mannetjes de koningin bevruchten zullen in de volgende generaties hun genen meer vertegenwoordigd zijn. (dus meer nakomelingen)

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

In het filmpje zag je antibiotica resistentie ontstaan.
Geef in drie stappen weer hoe antibiotica resistentie kan ontstaan door middel van evolutie.

Slide 23 - Open question

Antibiotica resistentie
  1. Sommige bacteriën kunnen door mutaties een klein beetje beter tegen antibiotica (Variatie)
  2. Daardoor kunnen zij beter overleven in een medium met antibiotica (Selectie)
  3. Alleen de bacteriën die daarin overleven, geven hun genen door waardoor de volgende generatie bacteriën (bijna) allemaal tegen antibiotica kan (dus meer nakomelingen)

Slide 24 - Slide

Individuen die de meeste nakomelingen krijgen hebben de grootste...
A
Selectiedruk
B
Adaptatie
C
Fitness
D
Genetische variatie

Slide 25 - Quiz

Leerdoelen Bs5: je kunt...
  1. Vier argumenten geven voor de evolutietheorie
  2. Voorbeelden van homologe en analoge organen herkennen
  3. Evolutionaire stambomen aflezen

Slide 26 - Slide

Waarom zijn fossielen een argument voor de evolutietheorie?

Slide 27 - Slide

Twee organen met dezelfde bouw maar een andere functie noem je
A
Homologe organen
B
Analoge organen

Slide 28 - Quiz

Homoloog = zelfde bouw, maar andere functie
Analoog = zelfde functie, maar andere bouw
Prijsvraag voor het beste ezelsbruggetje!

Slide 29 - Slide

Hoe noem je een orgaan dat geen functie meer heeft?

Slide 30 - Open question

Vroeger werden stambomen ingedeeld op uiterlijke kenmerken. Hoe worden soorten tegenwoordig ingedeeld?

Slide 31 - Slide

Met welke groep zijn de nijlpaarden het meest verwant?
A. Dwergherten
B. Girafachtigen
C. Kameelachtigen
D. Walvisachtigen

Slide 32 - Slide

Met welke groep zijn de nijpaarden het meest verwant?
A
Dwergherten
B
Girafachtigen
C
Kameelachtigen
D
Walvisachtigen

Slide 33 - Quiz

Wat vind je nu nog het lastigste of wat wil je nog kwijt over deze basisstoffen?

Slide 34 - Mind map