Lezen Hoofdstuk 4 Signaalwoorden

Welkom! 
Zorg dat je voor je hebt liggen:
  • tijdschrift, leesboek
  • laptop
Zorg ervoor dat je telefoon uit is en in je tas zit.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom! 
Zorg dat je voor je hebt liggen:
  • tijdschrift, leesboek
  • laptop
Zorg ervoor dat je telefoon uit is en in je tas zit.

Slide 1 - Slide

Ga lekker lezen.
timer
7:00

Slide 2 - Slide

Lezen H4, paragraaf 4.2
Signaalwoorden en hun verbanden.

Slide 3 - Slide

Doelen
Aan het einde van de les:
- weet je wat signaalwoorden zijn en welke verbanden erbij horen.
- kun je signaalwoorden herkennen en benoemen.


Slide 4 - Slide

Planning 
Lezen.
Herhalen.
Uitleggen. 
Opdrachten maken.

Slide 5 - Slide

Herhalen

Slide 6 - Slide

Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 10 - Quiz

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 11 - Quiz

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden want en omdat?
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 12 - Quiz

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden daardoor en zodat?
A
oorzaak - gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 13 - Quiz

Om welk tekstverband gaat hier?
'Ik kreeg een hapje en een drankje'
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 14 - Quiz

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 15 - Slide


 16. Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 16 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 17 - Quiz

 Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 18 - Slide


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 19 - Open question


 Bij welk tekstverband hoor het signaallwoord 'omdat'?

Slide 20 - Open question

 Opdracht 4

Slide 21 - Slide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 22 - Drag question

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 23 - Drag question

Slide 24 - Slide

Zelfstandig werken
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Hoofdstuk 4, paragraaf 4.2 Lezen, opdracht 1 t/m 24.
(blz. 130-131). 

Hoe
Alleen en in stilte
Tijd
20 minuten
Klaar?
Maak 'Test jezelf.'
Resultaat

Slide 25 - Slide