Formatieve test §3.1 t/m §3.3

Formatieve  test §3.1 t/m §3.3
1 / 30
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Formatieve  test §3.1 t/m §3.3

Slide 1 - Slide

Op hoge breedte is het...
A
warmer, doordat de zonnestralen onder een grotere hoek invallen
B
kouder omdat met omdat met elke 1000 m stijging de temperatuur met 6 graden afneemt
C
kouder, omdat daar de lucht ijler is
D
kouder, doordat de zonnestralen onder een kleinere hoek invallen

Slide 2 - Quiz

De overheersende windrichting in Nederland is
A
Noordenwind
B
Westenwind
C
Zuidenwind
D
Oostenwind

Slide 3 - Quiz

Hebben landen rond de evenaar seizoenen?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Waardoor wordt het coriolis-effect (de afwijking van de wind op het NH en ZH) veroorzaakt? Kies het beste antwoord.
A
De draaiing van de aarde.
B
Het magnetisch veld van de aarde.
C
Op het zuidelijk halfrond naar links, op het noordelijk halfrond naar rechts.
D
De afname van de baansnelheid van de evenaar richting de polen.

Slide 5 - Quiz

Het subtropisch
hoge drukgebied ligt op ...
A
O graden breedte
B
30 graden breedte
C
60 graden breedte
D
go graden breedte

Slide 6 - Quiz

Hoe ontstaan seizoenen?
A
Door het draaien van de aarde om zijn as
B
Door de maan
C
Door het draaien van de aarde om de zon
D
Door zeestromen

Slide 7 - Quiz

De ITCZ is een... Bij de ITCZ... de lucht
A
Lagedrukgebied... daalt
B
Hogedrukgebied.. daalt
C
Lagedrukgebied.. stijgt
D
Hogedrukgebied.. stijgt

Slide 8 - Quiz

Bij een hoge drukgebied...
A
stijgt de lucht en heb je droog weer
B
daalt de lucht en heb je neerslag
C
stijgt de lucht en heb je neerslag
D
daalt de lucht en heb je droog weer

Slide 9 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welke tekening in de afbeelding geeft de overheersende luchtdruk en het mondiale (= wereldwijde) windsysteem juist weer? 
A
tekening 1
B
tekening 2
C
tekening 3
D
tekening 4

Slide 10 - Quiz


Over deze weerkaart worden twee uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: boven Spanje is het onbewolkt of licht bewolkt.
Uitspraak 2: in het hogedrukgebied boven Spanje stijgt de lucht op. 
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 11 - Quiz

Een passaat is een wind die
A
waait tussen de subtropische hoge druk gebieden en de evenaar
B
elk half jaar van richting verandert
C
waait van noord naar zuid
D
van de ITCZ af waait

Slide 12 - Quiz

Lucht stroomt van:
A
Lagedruk naar hogedruk
B
Hogedruk naar lagedruk
C
Dit hangt af van de windrichting
D
Dit hangt af van de zeestroom

Slide 13 - Quiz

Op het noordelijk halfrond is er een afwijking naar:
A
Links
B
Rechts
C
Noord
D
Zuid

Slide 14 - Quiz

Op de locatie van de ITCZ is er:
A
Droogte
B
Stijgingsregen
C
Stuwingsregen
D
Frontale regen

Slide 15 - Quiz

Maak de juiste combinaties door ze naar elkaar te slepen
4 Evenaar
3 keerkringen
2 gematigde breedten
1 Noord- en Zuidpool
A ITCZ
C Warm hogedrukgebied
D instabiele lagedruk-gebieden
 B koud hogedruk-gebied

Slide 16 - Drag question

Wanneer valt de meeste neerslag in Darwin, Australië 13 graden ZB?
A
Maart
B
Juli
C
September
D
Januari

Slide 17 - Quiz

Hoe noemen we de periode met veel neerslag in India?
A
Passaten
B
ITCZ
C
Moesson
D
Zomer

Slide 18 - Quiz

Beredeneer: de moesson ontstaat door de verschuiving van de ITCZ in India. In welke periode?
A
januari
B
april
C
juli
D
oktober

Slide 19 - Quiz

In Augustus is in Mumbai de windrichting:
A
Noordoosten
B
Noordwesten
C
Zuidoosten
D
Zuidwesten

Slide 20 - Quiz

Een van de klimaatfactoren is hoogteligging.
Wat is de regel bij deze klimaatfactor?
A
Elke 1000 meter wordt het 6 graden warmer
B
Elke 1000 meter wordt het 6 graden kouder
C
Elke 1000 meter wordt het 8 graden warmer
D
Elke 1000 meter wordt het 8 graden kouder

Slide 21 - Quiz

Koppel de grafieken aan de juiste plaats.
Tekst
3
4
5

1

2

Slide 22 - Drag question

Wat is een kenmerk van een A klimaat?
A
De gemiddelde maandtemperatuur komt niet hoger dan 18 graden
B
De gemiddelde maandtemperatuur is hier altijd boven de 18 graden
C
Heeft een erg koude winter en een erg warme zomer
D
Er ligt hier het hele jaar door sneeuw.

Slide 23 - Quiz

Nederland krijgt een zeestroom vanuit de Mexicaanse golf. Wat voor soort zeestroom is dit?
A
Warme zeestroom
B
Koude zeestroom

Slide 24 - Quiz

Welk klimaat hoort bij dit landschap?
A
Een Af-klimaat
B
Een BW-klimaat
C
Een Dw-klimaat
D
Een ET-klimaat

Slide 25 - Quiz

Twee beweringen:
1. Een koude zeestroom is wat temperatuur betreft altijd kouder dan een warme zeestroom
2. Bij een koude zeestroom voor de kust is de kans op neerslag kleiner dan bij een warme zeestroom
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 26 - Quiz


Hoe warmer de zeestroom, hoe
A
warmer de lucht
B
kouder de lucht
C
droger de lucht
D
vochtiger de lucht

Slide 27 - Quiz


Hoe warmer de zeestroom, hoe
A
warmer de lucht
B
kouder de lucht
C
droger de lucht
D
vochtiger de lucht

Slide 28 - Quiz

Wat is een Cf klimaat?
A
Gematigd klimaat met hele jaar door neerslag
B
Chinaklimaat met droge winters
C
Chinaklimaat met droge zomers
D
Mediterraan klimaat met droge winters

Slide 29 - Quiz

3.3 Een koude zeestroom zorgt voor...
A
Minder verdamping dus meer neerslag
B
Minder verdamping dus minder neerslag
C
Meer verdamping dus meer neerslag
D
Meer verdamping dus minder neerslag

Slide 30 - Quiz