3H - Naamvallen- Ontleden HIJ HEM AAN HEM

         Naamvallen 3H
Ontleden
Woorden van de der / ein - groep

-> Toetsstof erbij?
-> Schrift voor vertalingen!
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

         Naamvallen 3H
Ontleden
Woorden van de der / ein - groep

-> Toetsstof erbij?
-> Schrift voor vertalingen!

Slide 1 - Slide

Waar staat de 1e naamval voor?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Lijdend voorwerp
C
Onderwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 2 - Quiz

Lijdend voorwerp is de ..... naamval
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e

Slide 3 - Quiz

Meewerkend voorwerp is de .... naamval
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e

Slide 4 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp (1e nv) in een zin?
A
Zin vragend maken
B
wie/wat + gezegde? HIJ
C
wie/wat + gezegde + onderwerp? HEM
D
aan wie/voor wie? AAN/ VOOR HEM

Slide 5 - Quiz

Hoe vind je het lijdend voorwerp
(4e nv) in de zin?
A
zin vragend maken
B
wie/wat + gezegde? HIJ
C
wie/wat+ gezegde+ onderwerp? HEM
D
aan wie/voor wie?

Slide 6 - Quiz

Hoe vind je het meewerkend voorwerp (3e nv) in een zin?
A
aan/ voor wie?
B
wie/wat + gezegde? HIJ
C
wie/wat + gezegde + onderwerp? HEM
D
het werkwoord zoeken

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van stappen?
geslacht opzoeken - zinsdelen bepalen - ontleden - der/ein-groep nodig

Slide 8 - Open question

Sein...... Geld liegt auf dem Tisch.
Welk schema kies je?
A
der - groep
B
ein-groep

Slide 9 - Quiz

Bij de meeste vakjes is er geen verschil tussen de uitgang in de der-Gruppe of de ein-Gruppe.
Alleen 1e nv mannelijk en 1e/4e nv onzijdig is in de der-Gruppe anders dan de ein-Gruppe!
Ein-Gruppe: De bezittelijke voornaamwoorden         
mein-                       unser-
dein-                         euer-
sein-                          ihr- 
ihr-                             Ihr-
                                    


Ein-Gruppe: onbepalende lidwoorden en bez. vnw.
M
V
O
MV
1e
der / ein

die / eine

das / ein
die / keine
3e
dem/ einem
der/ einer
dem/ einem
den/ keinen

4e
den / einen

die / eine

das / ein

die / keine
uitleg

Slide 10 - Slide

Hier zie je 4 woorden uit de ein-Gruppe. Sleep de juiste vertaling naar het woord.
ein-
euer-
ihr-
Ihr-
een
jullie
haar
uw
hun

Slide 11 - Drag question

Melina hat (haar) .......... Friseur (M) zu viel bezahlt.
A
ihre
B
ihrem
C
seinem
D
seiner

Slide 12 - Quiz

Ich habe ein.... Geschenk (o) gekauft.
A
eine
B
ein
C
einem
D
einen

Slide 13 - Quiz

(Mijn) ....... Schulweg (M) ist ganz einfach!

Slide 14 - Open question

Er schreibt (zijn) ....... Freundin einen Brief.

Slide 15 - Open question

Ich liebe (deze) ...... Film!
Welk schema kies je?
A
der - groep
B
ein-groep

Slide 16 - Quiz

Bij de meeste vakjes is er geen verschil tussen de uitgang in de der-Gruppe of de ein-Gruppe.
Alleen 1e nv mannelijk en 1e/4e nv onzijdig is in de der-Gruppe anders dan de ein-Gruppe!
Der- Gruppe: Ken je de vertalingen?        welk-                       welch-
dit/deze                   dies-
elk-                            jed- 
alle-                           all-
                                    


Der-Gruppe: Bepaalde lidwoorden en meer enanwijzendebez. vnw.
M
V
O
MV
1e
der / ein

die / eine

das / ein
die / keine
3e
dem/ einem
der/ einer
dem/ einem
den/ keinen

4e
den / einen

die / eine

das / ein

die / keine
uitleg

Slide 17 - Slide

dies-
jed-
das
welch-
all-
het
iedere/elke
deze/dit
alle
welke

Slide 18 - Drag question

Sie gibt (de) ...... Arzt(M) ihr Rezept.
A
dem
B
der
C
dir
D
den

Slide 19 - Quiz

(Welke)......... Weg (M) fährst du zur Schule?

Slide 20 - Open question

Willst du (dit) ............ Formular (o) ausfüllen?

Slide 21 - Open question

(Elk) .......... Jahr (M) regnet es mehr und mehr.

Slide 22 - Open question

Der- of ein- Gruppe
Ken je alle vertalingen?

Slide 23 - Slide

(Haar) .......... Bruder geht in die Hauptschule.

Slide 24 - Open question

Ich habe immer (de) ........ Wahrheit (v) gesagt!

Slide 25 - Open question

Soll ich (jouw) .......... Mutter einen Kaffee bringen?

Slide 26 - Open question

Magst du (deze) .......... Hose (V)?

Slide 27 - Open question

(Onze) .......... Schule (V) heißt Titus Brandsma.

Slide 28 - Open question

Ik snap dit onderwerp nu beter!
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll