14.2 Je gezichtszintuig

14.2 Je gezichtszintuig
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 37 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

14.2 Je gezichtszintuig

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Je beschrijft hoe onderdelen van het oog samen met de hersenen zien mogelijk maken. 
- Je legt de werking van staafjes en kegeltjes uit en geeft verschillen aan.
- Je noemt de oorzaken van diverse oogproblemen en mogelijke oplossingen.

Slide 2 - Slide

BINAS 87C (1 en 2)

Slide 3 - Slide

Hoornvlies:
Doorzichtige deel van het harde oogvlies.

Pupil: 
Opening in het midden van
de iris (gekleurde deel van je
oog). 


Slide 4 - Slide

Ooglens:
De variabele voor de breking van het licht.
Zit met lensbandjes vast aan het straalvormig lichaam.
De vorm wordt bepaald door het straalvormig lichaam (kringspier die vastzit aan het vaatvlies). 

Slide 5 - Slide

De lens

Slide 6 - Slide

Accommodatiespier= straalvormig lichaam

Slide 7 - Slide

Accommoderen
Dichtbij scherp: bolle lens: Straalvormig lichaam samengetrokken. 

Veraf scherp: platte lens: straalvormig lichaam ontspannen. 

Slide 8 - Slide

Accomoderen (aanpassen ooglens aan afstand)
Straalvormig lichaam ontspannen -> lensbandjes strak 
-> lens plat -> veraf zien
Straalvormig lichaam gespannen -> lensbandjes los -> lens bol -> dichtbij zien

Slide 9 - Slide

Lens - scherpstellen
Veraf: platte lens
Dichtbij: bolle lens

Slide 10 - Slide

Pupilreflex
Weinig licht ->
straalsgewijs lopende
spieren trekken
samen
-> grote opening


Veel licht -> kringspieren trekken samen -> kleine opening.

Slide 11 - Slide

Vaatvlies:
Vlies om het oog met 
bloedvaten.
Bloedvaten komen binnen 
op dezelfde plek als de oog-
zenuw.

Slide 12 - Slide

Netvlies:
Plaats waar de lichtgevoelige 
zintuigcellen zitten, aan de achterkant van je oogbol.


Slide 13 - Slide

Netvlies:
Lichtgevoelige cellen bevatten pigment. Licht breekt het pigment af en zorgt voor een impuls in een zenuwcel.
De uitlopers van die zenuwcellen verlaten het oog via de oogzenuw.

Slide 14 - Slide

Het oog - netvlies
Je netvlies is bedekt met zintuigcellen.

Slide 15 - Slide

Zintuigcellen

Slide 16 - Slide

Zintuigcellen
Adequate prikkel:
Cellen op het netvlies zijn gespecialiseerd in het registreren van licht.
Deze cellen zullen dus niet reageren op bijv. geluid of warmte.
Drempelwaarde: 
Er moet voldoende licht op de zintuigcel vallen om een reactie te krijgen. Alles-of-niets principe.

Slide 17 - Slide

Kegeltjes en staafjes
Het netvlies heeft twee verschillende zintuigcellen:
Kegeltjes en staafjes.

Door licht wordt een pigment (kleurstof) afgebroken en dit zorgt voor een impuls (bericht) richting de hersenen.


Slide 18 - Slide

Kegeltjes
  • Drie verschillende typen die gevoelig zijn voor verschillende kleuren licht (rood/ groen/ blauw) door verschillende pigmenten. 
  • Kleuren zien.
  • Ze hebben een hoge
    drempelwaarde 
  • Ze zitten vooral in de
    gele vlek


Slide 19 - Slide

Staafjes
  • bevatten één pigment: staafjesrood. Je kunt er alleen grijstinten mee zien.
  • Ze hebben een lage
    drempelwaarde (lichtgevoelig)
  • Ze zitten buiten de gele vlek
    in een lage dichtheid
    (je kunt er niet heel
    scherp mee zien).


Slide 20 - Slide

Impulsen naar je hersenen
Alle kegeltjes en staafjes geven impulsen (berichten) door aan je hersenen.
Dit gebeurt door zenuwcellen (neuronen).
De hersenen interpreteren het beeld (3D beeld, herkennen van vormen).

Slide 21 - Slide

Gele vlek:
Op het netvlies precies 
achter de iris zit de gele
vlek.
De gele vlek bevat de
meeste lichtgevoelige 
zintuigcellen: kegeltjes.
Door de grote dichtheid kun je met dit deel van het netvlies heel scherp zien.

Slide 22 - Slide

Blinde vlek:
Op de plek waar de oogzenuw en de 
bloedvaten het oog 
binnenkomen zitten 
geen zintuigcellen. Hier 
kun je dus geen licht
opvangen.

Slide 23 - Slide

Blinde vlek:
Doordat de blinde vlek
voor beide ogen op een 
andere plek van het 
gezichtsveld zit zie je
toch alles.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Netvlies: kegeltjes en staafjes

Slide 26 - Slide

Deel 2
Vind je het heel veel worden?
Ga dan eerst aan de slag met wat opdrachten en kijk dan verder. 

Slide 27 - Slide

Lens - verziend/ bijziend
 Je hebt een bolle lens/ + brillenglas nodig.
Verziend: beeld scherp áchter je netvlies.
Je kunt dichtbij niet scherp zien, je lens is niet bol genoeg/ je oog is te lang.

Slide 28 - Slide

Lens - verziend/ bijziend
 Je hebt een holle lens/ - brillenglas nodig.
Bijziend: beeld scherp voor je netvlies.
Je kunt veraf niet scherp zien, je lens is niet plat genoeg/ je oog is te kort.

Slide 29 - Slide

Lens - oudziend
Oudziend: de lens is niet flexibel genoeg meer en wordt niet bol genoeg meer om goed dichtbij de zien. 

Iemand die bijziend is kan dus op latere leeftijd tóch een leesbril nodig hebben.

Slide 30 - Slide

Lens - staar
Staar: troebele ooglens door ophoping en samenklontering van afbraak producten van eiwitten.

Staaroperatie: nieuwe lens!

Slide 31 - Slide

Nachtblindheid
Minder zicht in de schemer.
Onvoldoende staafjes of staafjesrood (pigment in de staafjes) zorgt voor minder lichtgevoeligheid in de staafjes. 
Vitamine A.

Slide 32 - Slide

Kleurenblindheid
De pigmenten in de kegeltjes zijn normaal gevoelig voor rood, groen of blauw.
  • een van de pigmenten ontbreekt: je kunt die kleur dan niet zien
  • een van de pigmenten is verandert waardoor hij gevoelig wordt voor een andere kleur: je kunt dat het verschil tussen kleuren niet goed zien (groen/ rood bijvoorbeeld)

Slide 33 - Slide

Impulsen naar je hersenen
Visuele centra in de hersenschors maken een compleet beeld van de impulsen vanuit de oogzenuwen. 
Gezichtsbedrog: de
interpretatie door de hersenen
klopt niet met de werkelijkheid.

Slide 34 - Slide

Impulsen naar je hersenen
Voor het coördineren van bewegingen gebruiken je hersenen informatie van verschillende zintuigen:
  • gezichtszintuig
  • evenwichtszintuigen (in je oor)
  • spierspoeltjes

Kloppen de zintuigen niet met elkaar dan ontstaat duizeligheid.

Slide 35 - Slide

Zelfstandig werken
Maak de opdrachten van paragraaf 14.2. 
Ben je klaar? Oefen dan met een examenopgave over het zicht. 

Slide 36 - Slide

Leerdoelen behaald?
- Je beschrijft hoe onderdelen van het oog samen met de hersenen zien mogelijk maken.
- Je legt de werking van staafjes en kegeltjes uit en geeft verschillen aan.
- Je noemt de oorzaken van diverse oogproblemen en mogelijke oplossingen.

Slide 37 - Slide